Milieukundig HVK Ed Mijnders over oppervlakkig veiligheidsbesef en asbesthysterie

Waar het milieubeleid bij bedrijven vaak neerkomt op eindeloos papierwerk en toetsing van omstandigheden aan de regels, is de veiligheidskunde een veel praktischer bezigheid, vindt Ed Mijnders, die vanuit ‘milieu’ is overgevloeid naar de veiligheidskunde. Zijn kennis van de chemie en het milieu zit Mijnders niet in de weg, maar – als hij zijn hart volgt – ligt de persoonlijke arbeidsveiligheid hem nét iets beter. In zijn huidige baan combineert hij beide disciplines.

Biografie
Mijnders (geb. 1967) heeft na de laboratoriumschool een HBO-opleiding milieutechnologie en milieuzorgsystemen gevolgd. Hij is werkzaam geweest als projectleider bij Grondbank Nederland B.V, werd in 2007 Hoofd Milieu en Kwaliteit bij industrieel reiniger Reym, vervolgens adviseur en trainer bij Kader, QHSE-coördinator bij Bilthoven Biologicals, Adviseur KAM bij een bouwbedrijf, en is sinds februari 2017 terug in Bilthoven, als QHSE-manager bij Poonawalla Science Park B.V. (PSP), de eigenaar van het terrein waar – naast het RIVM – ook bedrijven in de life science en biotechnologie zijn gehuisvest. Al die bedrijven op het Bilthovense terrein kunnen voor hun vastgoed en benodigde facilitaire diensten terecht bij de organisatie PSP. Verder geeft Ed zo nu en dan trainingen milieu- en arbozorg (o.a. asbestherkenning).


Ed, mag ik zeggen dat je na 20 jaar getransformeerd bent van milieukundige naar veiligheidskundige?
Mijnders: “Dat mag. Het was een geleidelijk proces van chemie en afval naar farmacie, bouw, en nu vastgoed en facilitaire zaken. Mijn aandachtsgebied verschoof langzaam van milieu en milieurisico’s naar arbeidsveiligheid. Het is natuurlijk heel handig om veiligheid mee te kunnen nemen op een milieuklus en vice versa. Ik heb ook kort bij een bouwbedrijf gewerkt, als KAM-coördinator. Dat bracht bij mij een nuttige cultuurschok teweeg.”

Daarover zo verder. Waar zitten de grote verschillen tussen milieu en arbeidsveiligheid?
Mijnders: “De culturen waar ik mee heb kennisgemaakt zijn totaal verschillend. ‘Milieu’ betekent heel veel papierwerk en weinig creativiteit. Eigenlijk staat alles al beschreven in vergunningsvoorschriften over je emissies, je lozingen en in acceptatienormen voor het afval. Je bent vooral aan het rapporteren. Ik was bij Reym als milieuspecialist vooral bezig met toepassen van wettelijke regels en het controleren van voorwaarden die strak waren vastgelegd in bijvoorbeeld de omgevingsvergunning, in de PGS-15 (Productreeks Gevaarlijke Stoffen, over de opslag ervan), het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) en het Activiteitenbesluit. In die tijd verbaasde ik me erover dat de Hogere Veiligheidskundige altijd zo moeilijk dacht, maar inmiddels begrijp ik dat veel beter, vooral nadat ik een ‘uitstapje’ maakte naar een bouwbedrijf.”

Wat maakt een bouwbedrijf zo anders dan bijvoorbeeld de farmacie?
Mijnders: “Het soort werk, de mentaliteit, alles. In de bouw moet gewoon het werk klaar en er wordt niet oeverloos vergaderd, overlegd en op papier vastgelegd. Als je met een V&G-plan aankomt dan vraagt men wat men moet met al dat papier. Ik kreeg bij het bouwbedrijf het verzoek of ik wat minder moeilijke overzichten en stukken wilde mailen. Jip- en Janneketaal! Geen bezwaar; ik ben toen veel meer de vloer op gegaan en gaan praten met de medewerkers over wat ze ervoeren. Persoonlijke arbeidsveiligheid is eigenlijk veel boeiender. Dan loop je er op een keer tegenaan dat je een ongevalletje moet onderzoeken: ga er maar aan staan. Die timmerman die zich in zijn hand zaagt zit bepaald niet op je te wachten. Die heeft pijn en slaat zichzélf wel tegen zijn hoofd, want het is al dertig jaar gelden dat het bij hem fout ging. Verbandje erom en verder. En dan kom jij met je moeilijke vragen en je systematische oorzakenanalysetechniek (SOAT) om te achterhalen of hij wel voldoende instructie heeft gehad. Iemand die al dertig jaar zaagt is ervan overtuigd dat het niet beter kan. Hij had gewoon een beetje haast. Gek genoeg wel om acht uur ’s ochtends. In de Farma is alles goed op papier gesteld. Processen zijn goed uitgeschreven en iedereen is daarop getraind. Good Manufacturing Practices (GMP) betekent onder andere dat afwijkingen of deviaties altijd worden onderzocht. Dat is anders in de bouw: daar wordt een beetje lacherig gedaan over een verkeerde maatvoering van de kozijnen. Bij een te klein kozijn moet je gewoon de kier ‘effe dichtpurren’.

Je noemde net het ongeval met een zaag. Denk je daarbij niet aan alcohol- of drugsgebruik?
Mijnders: “Ik heb destijds geen aanleiding gezien om dat te onderzoeken. Ook eerder nooit. Zeker in de bouw is het geen gemeengoed om op alcohol en drugsgebruik te controleren, en bij de organisaties waar ik werkzaam ben geweest is er nooit over nagedacht. Volgens mij zitten er ook nogal wat haken en ogen aan, maar een testje zou best deel uit kunnen maken van een ongevallenonderzoek.”

Even terug: je zegt eigenlijk dat het bij de veiligheidskundige aankomt op begrip en sociale souplesse.
Mijnders: “Ja, en dat is precies wat in je opleiding MVK of HVK niet of te weinig wordt gedoceerd. Hoe dan ook, het heeft me wel bijgebracht dat die arbeidsveiligheid veel praktischer en dynamischer kan zijn dan milieubeleid en dat de sectoren onderling behoorlijk verschillen. Maar het komt altijd weer neer op het overtuigen van mensen. Bij milieu staat het alleen uitgebreider op papier en is de overheidscontrole duidelijker.”

Heb je er moeite mee om mensen te overtuigen?
Mijnders: “Op de werkvloer wordt er goed naar me geluisterd, maar de omstandigheden zijn nu wel heel anders. Ik ben in dienst van de eigenaar van een bedrijventerrein, en heb dus iets te zeggen over alle aannemers en onderaannemers die hier aan het werk zijn. Die zien me als een vertegenwoordiger van de opdrachtgever in plaats van als een collega die het leveren van commentaar als taak heeft. Als een aannemer zijn zaken niet onder controle heeft dan sta ik vrij sterk. Intern is natuurlijk wel weer sprake van verschillende belangen en structuren. Als ik als veiligheidskundige iets wil, dan moet ik mijn werkgever en de budgetverantwoordelijke wel meekrijgen. Bovendien moet je het in de juiste volgorde doen. Overtuigen doe je niet door mensen uit te leggen hoe de wettelijke regels in elkaar steken, iets wat ik ook ervaar bij de trainingen die ik geef. Neem de risico-inventarisatie: waarom doen we die en zijn we het ermee eens? Jammer als iemand zich verzet of het onzin blijft vinden, maar in een dergelijk geval ben ík dan de HVK en ík bepaal dat de acties linksom of rechtsom opgevolgd zullen worden. Dan moet ik even op mijn strepen gaan staan.”

Kun je daar een praktisch voorbeeld van geven?
Mijnders: “Neem het dragen van signaalkleding op het terrein. Dat kwam voor mij echt aan op overtuigen en politieke diplomatie. Ik wil dat in een logistieke omgeving het personeel en dat van aannemers goed zichtbaar is. Ik heb het in de RI&E gezet, dus dat schept verplichtingen. Aanschaf van signaalkleding voor ‘buitenwerkers’ kost geld, dus je moet er goedkeuring voor hebben. Menigmaal zegt het management ‘regel het maar, prima idee’, maar in dit geval bleek dat ik wat stappen had overgeslagen. Ik had éérst de operationele medewerkers, de lijnmanager en de inkoper erbij moeten betrekken en overtuigen. En moeten incalculeren dat dat soms tijd kost. Het is namelijk geen externe vergunningregel die we overtreden, maar een maatregel die ik zelf noodzakelijk vind in verband met de veiligheid van de medewerkers. Het moet mijn rol zijn om de prioriteiten scherp te stellen. Daarbij word ik in zekere zin gehinderd door het geheel van QHSE: het loopt zelfs binnen mijn combifunctie door elkaar en de speerpunten ‘klanttevredenheid’ en ‘leveranciersbetrouwbaarheid’ (kwaliteitszaken) kunnen soms de veiligheidsissues overschaduwen of er strijdig mee zijn.”

En dan zit je ook nog met de begrenzing van je verantwoordelijkheid. Als je terreineigenaar bent ga je over alles binnen het hek maar buiten de gevels van je huurders. Of zij zelf een RI&E hebben is hun verantwoordelijkheid.
Mijnders: “Precies. Voor contractors op het terrein eis ik V&G-plannen, eventueel een RI&E, VCA**, en kan ik daarop handhaven. Bij huurders ligt dat anders. Gelukkig zijn de risico’s overzichtelijk (geen BRZO-bedrijven, red.) en betrekken de bedrijven mij steeds vaker bij veiligheidszaken die buiten de gebouwen plaatsvinden. Als er verbouwd wordt, als een hijsplan moet zijn of als er gevaarlijke stoffen worden opgeslagen dan weten ze me gelukkig steeds vaker te vinden. Ze kunnen natuurlijk ook zelf een externe adviseur of HVK aanstellen. Maar waarom zou je dat doen als die op loopafstand zit? Heel veel is hier ook historisch gegroeid en het zou wat onnatuurlijk zijn om me daar meteen ‘tussen te wringen’ en grote, snelle successen te verwachten. Mijn motto is om altijd te helpen of tijd vrij te maken waar dat mogelijk is. Het gaat namelijk niet alleen om je eigen organisatie.”

Ed MijndersHeb je specifieke stokpaarden?
Mijnders: “Natuurlijk heb ik daarover nagedacht. Ik vind er drie het noemen waard. Ten eerste de asbesthysterie. Het biologeert me dat er zoveel mensen acuut in de stress schieten als er mannen in witte wegwerpoveralls verschijnen. Dat is nergens voor nodig. Het is juist een teken dat het prima onder controle is: er is een gecertificeerd bedrijf volgens de regels bezig. En ja, met een stof die kankerverwekkend is, dat klopt, maar alleen als je de vezels ervan inademt. Bij een goede sanering komen er geen vezels vrij. Span echter een geel lint met het woord ‘asbest’ en de buurt is in rep en roer. Een brandje in een fietsenhok met golfplaatdak en er wordt een wijk geëvacueerd. Ook dat is een voorbeeld van overreageren, aangewakkerd door de media. Op de school van mijn kinderen werd in de herfstvakantie asbesthoudende coating van pilaren in de kantine verwijderd. De rapen waren compleet gaar. Dat het om hun kinderen gaat maakt het voor de ouders nog vele malen erger. Zoiets vereist een goede communicatie. Onlangs was er een buiten-asbestsanering aan het dak gaande, met 0,1 tot 2 % hechtgebonden chrysotiel en een gecertificeerde saneerder. Het regende ook nog, dus natmaken was niet meer nodig. Maar ja, mensen zien blijkbaar alleen de gele linten, de decontaminatieruimten en de witte pakken. We gaan nog wat beleven bij de aankomende grootschalige saneringen. In mijn cursus asbestherkenning benadruk ik dat er onderscheid wordt gemaakt tussen laag-, middel- en hoog risico, en dat de microscoop onmisbaar is bij de indeling. Vooral bij niet-hechtgebonden asbest is het risico dat er vezels vrijkomen hoog. En bij hakken, zagen en breken natuurlijk, dus dat moet je voorkómen.”

Stokpaard twee en drie?
Mijnders: “Twee is meer een constatering van het oppervlakkig veiligheidsbesef van mensen. Iedereen lijkt tegenwoordig bezig te zijn met veiligheid en meent er ook verstand van te hebben. Maar tegelijk is het begrip zeer beperkt tot enkele dingen die je direct waar kunt nemen. In de bouw merkte ik dat de baas denkt dat veiligheid op de werkplek bestaat uit het dragen van helmpjes. Als je maar helmpjes ziet dan is het onder controle. Maar moet de stukadoor dan ook een helm op? Daar mag de veiligheidskundige over nadenken. Focus op de werkelijke risico’s, op werken op hoogte en met machines, en zelfs dat zijn nog de risico’s die je kunt zién. Wat niet weet, deert blijkbaar niet. Drie is mijn ultieme verbazing over het ontbreken van de RI&E bij heel veel bedrijven. Ik kan er niet over uit dat naar mijn eigen schatting de helft van de bedrijven geen RI&E heeft of het Plan van Aanpak (PvA) niet opvolgt, terwijl alle veiligheidsbeleid daarmee begint. Het staat in schril contrast met asbesthysterie en het niet accepteren van risico’s door de burger. Als veiligheidskundigen hebben we nog heel wat mensen op te voeden en bij te scholen. Voorlopig zitten we dus nog niet zonder werk.” (MC)
Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.