Ir. Bob de Vries, stormbestendige oer-HVK

Bob de Vries was in de vroege jaren ‘80 een van de eerste gecertificeerde hogere veiligheidskundigen. Hij hoort onbetwist bij de veteranen. Om in het vakgebied te overleven komt het volgens Bob aan op geduld, diplomatie en souplesse. Waar een dikke eik bij storm kans loopt om af te breken zal de wilg buigen en terugveren. De afgebroken eik biedt uiteindelijk minder beschutting dan de wuivende wilg…

In dit stokpaard spreekt Bob geheel op persoonlijke titel.

Biografie
Bob de Vries (1964) heeft een ingenieursopleiding gevolgd aan de TU Delft, bij de vakgroep Veiligheid en Ergonomie van de afdeling Industrieel Ontwerp. Hij werkte daarna onder andere bij Van Rietschoten en Houwens Elektrotechnische Mij N.V. aan onderzeeboten voor Taiwan, in een tijd dat dat een heet politiek hangijzer werd. Na het volgen van een avondopleiding tot HVK in Rijswijk kon hij als kerndeskundige aan de slag bij de Gezondheidsdienst in Delft, die zich voorbereidde op de verwording tot arbodienst; toen een nieuw verschijnsel. De glanzend nieuwe arbodienst stationeerde hem bij Energie Delfland. Er volgden tussenstappen bij de ANWB en certificeerder Kiwa. De Vries is inmiddels terug in de elektrotechniek. Hij is nu al zeker 30 jaar werkzaam in de ‘arbobranche’, waarvan de laatste jaren bij Croonwolterendros B.V. Zijn CV heeft hij niet bij de hand, dus als het een jaartje scheelt neemt deVeiligheidskundige hem dat niet kwalijk.


Bob, waarop ben je destijds afgestudeerd bij de TU?
Ik koos voor de ‘zachte ergonomie’ en dan met name de interactie tussen mens en product, het cognitieve verhaal. Dat betrof in mijn geval het ontwerp van de brug van een viskotter, waar steeds meer elektronica en prille computers werden gebruikt. Het was de tijd van de monochrome schermen en WordPerfect met het fabuleuze ‘onderwaterscherm’. De ponskaarten van de mainframes waren net uitgestorven, maar de Apple Macintosh met prettige human interface was er nog niet. Aan boord van die vissersschepen had men natuurlijk radar en sonar en rond de heilige zetel in de stuurhut kwamen steeds meer schermen en bedieningsorganen. Op jacht in de visgronden koersten die schepen zigzag rond hun favoriete ‘stekkies’, terwijl met behulp van de echo-elementen scholen vis werden opgespoord. Intussen moesten zowel wrakken als collega-vissers worden ontweken en dat ging wel eens mis. Aanvaringen kwamen te vaak voor. De vraagstelling was hoe de schipper uit de tientallen verschillende informatiestromen datgene opneemt wat belangrijk is. Dat was mijn afstudeeropdracht. Je kunt teveel informatie presenteren, maar ook te weinig. In beide gevallen gaat het mis.”

Daar zit al een stukje veiligheid in.
De Vries: “De veiligheid had het tij mee. De Arbowet was er net, VCA was in ontwikkeling en het had mijn interesse. Ik kon op het juiste moment binnenvaren en heb daar nog steeds geen spijt van.
Om me heen heb ik menigeen in het vakgebied zien afhaken. ‘Jouw job zou ik niet willen hebben’ is een opmerking die ik nogal eens heb moeten horen en dat komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. De veiligheidskundige is niet ieders vriend. In het werkveld zie je risico’s en daar probeer je – ongevraagd – wat aan te doen. Dat wordt niet altijd gewaardeerd. De directie zit niet te wachten op lange verhalen die geld kosten en de zaak ook nog eens ophouden. De controller kijkt naar de economische kant en wil een overzichtelijk verhaal op één A4’tje. Als jij roept dat een installatie niet veilig is, dat iets niet gebruikt mag worden of dat er een keuringssysteem moet komen dan ben je lastig. Menig werkgever verzet zich dan. Jouw idee zal bijna per definitie verkeerd zijn. Dat is incasseren, maar als het kwartje eenmaal valt en jouw inzichten krijgen bijval dan heb je toch iets bereikt.”

Is dat een waarschuwing aan adspirant-VK’s?
De Vries: “Als je het zo wilt zien dan mag dat. Je moet er tegen kunnen en vooral over een lange adem en enig incasseringsvermogen beschikken. Het is net als wanneer je in een normcommissie zit. De eerste draft wordt voor 95% afgeschoten en het doet zeer als dat jouw kindje was. De werkgever wil voor een dubbeltje op de eerste rang zitten en dat is hem niet kwalijk te nemen, maar ik kijk door een andere bril. Als een voorgestelde maatregel direct geld oplevert dan is het snel geregeld. Ook na een incident blijkt er budget te zijn en ontstaat er ruimte voor veranderingen, totdat het weer te lang goed gaat, dan zakt het weer af.  Ik wil niet wachten op dat incident. Maar snel scoren is er in ons vak niet bij.”

En toch blijft het je boeien?
De Vries: “Je moet het politieke spel mee kunnen spelen. Wat ik nogal een hoor is ‘ik begrijp wat je zegt, ik begrijp ook waarom je het zegt, maar toch doen we het liever niet’. Dan is het zaadje nog niet ontkiemd. Daar moet je mee om kunnen gaan. Uiteindelijk krijg je wel een keer gelijk. Soms is het de toon of de plaats waar je de komma zet. Lukt het niet via de voordeur dan probeer je de achterdeur, en anders de schoorsteen. Gelukkig heb ik nog geen ongevallen met zwaar letsel of dodelijke afloop mee hoeven te maken, wel meldingsplichtige-, vanwege ziekenhuisopname.”

Meldingsplichtige ongevallen moeten toch ook indruk maken, zeker als de inspectie over de vloer komt.
De Vries: “Werkgevers willen binnen de wet opereren, maar niet top of the bill zijn op veiligheidsgebied, gewoon omdat ze dan net iets te duur zijn. Die zeldzame boete van de Arbeidsinspectie maakt bij de meeste grote werkgevers geen verpletterende indruk. Wat wel indruk maakt is de gedachte dat een arbeidsongeschikte medewerker twee jaar moet worden doorbetaald. En imagoschade: met naam en toenaam in de krant bij een arbeidsongeval. Daarom kan het helpen als de Arbeidsinspectie ook de naam van een bedrijf publiceert. Niet dat alleen blaming and shaming zoden aan de dijk zet; ook het omgekeerde, het publiekelijk noemen van goede prestaties kan misschien werken, maar toch ben ik sceptisch. Het risico bij dat laatste is namelijk dat je nooit weet of een pluim terecht is, want je ziet niet alles, ondanks de zogenaamde open boekhouding.”

Intussen trekt de overheid zich terug en mogen de branches zelf bedenken welke regels moeten gelden. Wat vind je daarvan?
De Vries: “Wat mij betreft zou de overheid gewoon duidelijke kaders moeten stellen. Dat de Arbobeleidsregels zijn vervangen door een versnipperde berg zeer marginaal getoetste arbocatalogi vind ik geen goede ontwikkeling. Een arbocatalogus zou idealiter een oplossingenboek moeten zijn met methoden die bij anderen succesvol zijn gebleken. Daar kijk je in als je twijfelt of je bepaalde zaken onder controle hebt. De stand der techniek moet leidend zijn, ook die in andere branches, want daar refereert ook de arbeidsrechter aan als er een geschil ontstaat. Als je een branche een arbocatalogus laat opstellen dan wordt die links en rechts ingehaald door ontwikkelingen in andere branches. Het streven naar eenduidige en toepasbare richtlijnen in arbocatalogi leidt tot vreemde voorschriften: waarom zou je bij het boren in kwartsstofhoudend materiaal pas boven diameters van 12 mm een goedgekeurde externe stofzuiger moeten aansluiten? Logisch gedacht gaat het namelijk niet alleen om de boordiameter, maar om het absolute volume kwartsstof dat er ontstaat, dus zijn ook de boordiepte en het kwartsstofgehalte in het materiaal van belang. Arbocatalogi staan vol met dergelijke slecht gefundeerde arbitraire grenzen, maar intussen gelden ze wel als handhavingsinstrument.”

Maar er zijn toch wel wat lichtpuntjes?
De Vries: “Zeker. Er zijn bedrijven waar dingen goed werken, maar in het algemeen zal het economisch bedrijfsbelang prevaleren. Een bedrijf moet overleven. Neem de VK die bedenkt dat we alle onveiligheden en incidentjes maar eens moeten gaan melden. Menige directie is helemaal niet blij met het beeld dat daardoor ontstaat: het lijkt immers plotseling veel slechter te gaan. Het kan gebeuren dat de VK dan mag inpakken. Ik chargeer af en toe, maar vanuit het idee ‘voor jou tien anderen’ worden heel wat risico’s aanvaard. In de petrochemie gaat men er anders mee om dan in bijvoorbeeld in de scheepsbouw. Er zijn mooie initiatieven, maar niet allemaal zijn ze optimaal uitgewerkt. Zo hebben enkele grote ondernemingen in de bouw de Governance Code ontwikkeld. Op zich een mooi initiatief, maar ik mis de ware knelpunten.”

Waar zitten dan de ware knelpunten?
De Vries: “Bijvoorbeeld bij de informatieoverdracht tussen de verschillende partijen. Gelukkig staat sinds 1 januari letterlijk in het Arbobesluit dat een opdrachtgever de asbestinventarisatie moet delen met de opdrachtnemers. Dat terwijl de Arbowet op dat vlak al jaren aangeeft dat de verschillende partijen moeten samenwerken. In de praktijk werkt dat nog niet: de diepgang van een ‘VGM-plan ontwerpfase’ is regelmatig om te huilen, als dat plan er al is. Als ik bij een opdrachtgever vraag wie de installatieverantwoordelijke of de beheerder van hun elektrisch distributienet is dan blijft het vaak pijnlijk stil. De NEN 3140 (Bedrijfsvoering van elektrische installaties – Laagspanning, red.) eist dat er een dergelijke functionaris is. Daar begint het al mee. Ik wil ook een asbestinventarisatie zien om te weten aan welke risico’s wij onze mensen gaan blootstellen. Ook een dergelijk document is er vaak niet en niet elke opdrachtgever wil de kosten hiervoor maken. Als je op grond van die hiaten een opdracht wilt weigeren, dan moet je als VK van goeden huize komen. Bij je eigen directie word je niet meteen als vriend binnengehaald met dergelijke boodschappen. Net als bij de individuele werknemer geldt ook voor de aannemer dat er voor hem tien anderen zijn als hij ‘moeilijk doet’. Uiteindelijk moet je elke euro die je uitgeeft eerst verdienen. Het is een dilemma voor heel Europa. Neem de onafhankelijke externe toetsing voor de RI&E, die alleen verplicht is voor bedrijven met meer dan 25 werknemers. Alsof er in bedrijven met 24 werknemers geen grote risico’s bestaan.”

Hoe krijg jij de mensen om je heen zo ver dat ze  veiligheid serieus nemen?
De Vries: “Ik geef mensen wel eens de opdracht een gedachtenexperiment te doen als ze in hun auto naar huis rijden. Wel op het verkeer blijven letten natuurlijk:  ‘Stel je voor dat je een slechtnieuwsgesprek moet voeren met de familie van een werknemer die net een bedrijfsongeval heeft gehad. Hij leeft nog wel’, zeg ik er dan bij om het niet al te moeilijk te maken. ‘Wat zeg je dan precies tegen zijn vrouw en zijn kinderen?’ Elke directeur die ooit werkelijk voor het hekje heeft gestaan roept dat hij hoopt dat hij dat nóóit maar dan ook nóóit meer mee hoeft te maken. Ook bij de werknemer op de vloer kun je dergelijke ‘speelmomenten’ gebruiken: ‘Stel je voor dat je gewond bent geraakt aan je benen en je kunt niet meer lopen. Ga maar zitten.’ De eerste minuut is dat nog leuk, maar na een uur wordt het een heel ander verhaal. Het voorbeeld van blind raken doe je door iemand zijn ogen te laten sluiten. Dan geldt precies hetzelfde. Mensen kunnen het zich niet voorstellen hoe het is om in de WAO te raken. Ik heb zeer nabije voorbeelden waardoor ik er anders naar kijk. Misschien dat mensen me daarom soms een beetje raar vinden, maar laat dat dan maar zo zijn.”

Toch blijven mensen onveilig handelen; kijk maar op het internet.
De Vries: “Ook ik ben ooit jong en onbezonnen geweest, dus kan ik me er wel in verplaatsen. De ‘funniest home videos’ tonen wat mensen thuis allemaal uithalen. Het blijft een wonder dat het altijd relatief goed afloopt. De filmpjes waar het definitief fout is gegaan zie je niet. Ik kijk er met mijn collega VK’s uiteraard anders naar dan de gemiddelde werknemer. Als je me dwingt om er iets goed over te zeggen dan is het dat het wel het gesprek kan openen. In vergelijking met alle vrijwillige capriolen die mensen uithalen lijkt de ophef over een enkele asbestvezel of enig kwartsstof wat overdreven, maar misschien moet ik dat niet zeggen. Al met al ben ik namelijk heel blij dat ik in Nederland woon. Aan de andere kant van de wereld wordt asbest nog gewoon gewonnen en verwerkt, net als hier toen ik aan mijn carrière begon. Wij hebben onze regels en wetten en bovenal een goed sociaal klimaat.”

Zijn er nog meer dingen die goed zijn in ons land?
De Vries: “Zeker. Op de werkvloer gaan de collega’s over het algemeen prettig met elkaar om. Er is humor en er kan veel.  De werknemer die zijn nieuwe veiligheidsschoenen liever gebruikt bij het klussen thuis of in zijn volkstuintje mag van mij best een keer een extra paar krijgen. Ja, dat kost geld, maar het voorkomt letsel thuis en levert een blije collega op. Altijd dwarsliggen werkt niet.”

Wat vind jij van alle bedrijven die veiligheid ‘hoog in het vaandel’ zeggen te hebben?
De Vries: “Dat is prima als het werkelijk zo is, maar als het ISO-certificaat er alleen maar is voor de website en als men aan VCA doet omdat de opdrachtgever het eist dan doet zo’n bedrijf de waarheid geweld aan. Vroeger hanteerde ik de uitspraak ‘liever in de WW dan in de WAO’ nog wel eens, als de directie iets ‘te duur’ vond, maar dan was ik weer die vreemde eend in de bijt. Ik neem kleine stapjes, grijp de momenten als het kan en probeer de directie en ons aller thuisfront wat ellende te besparen. Carpe diem, tel je zegeningen en verheug je in de kleine dingen die goed gaan.” (MC)



Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.