BHV-opleider Martijn van Rijsbergen heeft ontzag voor CO2-blussers

MVK Martijn van Rijsbergen heeft zich verdiept in de risico’s bij het vervoer van CO2-handblussers, een activiteit die dagelijks plaatsvindt bij de BHV-opleider waar hij werkt. De CO2-blusser is populair bij trainingen, want de inhoud is niet corrosief (zoals bij de poederblusser) en bevat geen PFAS (zoals oudere schuimblussers). Maar met zo’n zes kilo koolstofdioxide onder vijftig bar druk per cilinder is het best opmerkelijk dat docenten ‘brand en ontruiming’ geen strengere maatregelen nemen bij het transport dan ze nu doen. Martijn kreeg het zelf ook pas goed door toen hij het onderwerp uitploos voor zijn MVK-scriptie.

Biografie
Na de lagere school dacht Martijn (1978) dat zijn toekomst in de grafische techniek zou liggen. Zijn vader was drukker en – het kader van een twaalfjarige is nog vrij beperkt – het drukkerswezen zou voor zoonlief ook wel perspectief bieden. Dat pakte anders uit: na deze opleiding ging hij in het Brabantse Roosendaal naar het mbo en rondde er de studie detailhandel af. Hij bleek vooral een doener die blij wordt van afwisseling. Na enkele kortere baantjes was hij zeven jaar stationsmanager bij Shell met verantwoordelijkheid voor de veiligheid, en maakte daarna een overstap als servicemanager bij een telecombedrijf. Tot hij tegen een vacature ‘instructeur’ bij een BHV-opleider aanliep. Met zijn ervaring in het coachen van medewerkers, arbeidsveiligheid en bekendheid met verhoogde brandrisico’s dacht hij gekwalificeerd te zijn. Er moesten eerst nog wat opleidingen tegenaan, maar Martijn werd instructeur brandbestrijding en ontruimen en bleef dat acht jaar. Na enige tijd adviseur brandmeld- en blusinstallaties te zijn geweest solliciteerde hij in 2018 met succes bij Wilgh opleidingen in Woerden als senior instructeur en adviseur. Sinds kort is hij er Operationeel Manager Opleidingen. In 2022 is hij geslaagd voor zijn MVK-diploma (Arbode). Met het vervoer van kooldioxideblussers als onderwerp voor zijn scriptie. Hij won er de gedeelde tweede prijs van de DVK Schrijfprijs mee bij De Veiligheidskundige.


Martijn, je werd ergens halverwege je loopbaan BHV-instructeur. Mag ik vragen hoe dat ging?
Martijn: ‘Ik heb na school van alles gedaan; baantjes als koerier, nachtportier in een hotel en meer, tot ik uiteindelijk bij Shell ben gaan werken. Naast het werk heb ik veel cursussen gedaan om mijzelf verder te ontwikkelen. NIMA communicatie in de avonduren en later nog een heleboel aan veiligheid gerelateerde opleidingen. Bij Shell had ik een goede leerschool op gebied van veiligheid: voor echt alles was er een procedure uitgeschreven. Maar de sollicitatie naar BHV-instructeur was echt een goede zet. Ik kwam bij heel veel verschillende bedrijven over de vloer en had contact met heel veel mensen. Dat was niet heel nieuw voor me, maar toch voelde ik me bij mijn sollicitatiegesprek wel voor de leeuwen gegooid. Ik stond destijds tegenover een flinke sollicitatiecommissie, inclusief directie, en het was ‘ga daar maar staan en vertel maar iets; het maakt niet uit wat’. Ik zweette peentjes, maar blijkbaar vonden ze mijn spontane presentatie voldoende. Al die cursussen hebben kennelijk toch nog iets opgeleverd, al moest ik wel wat afkortingen in mijn c.v. uitleggen. BHV en BBMI (beheerder brandmeldinstallatie, red.) waren bekend, maar de rest van het alfabet vind je ook terug.’

Dus je werd instructeur.
Martijn: ‘En adviseur. Ik gaf instructies brand en ontruiming, maar maakte tussendoor ook ontruimingsplattegronden en noodplannen. Met BHV-trainingen ben je niet in alle periodes even druk. Natuurlijk zit er veel herhaling in wat je doet, maar de afwisseling zit in de mensen die je ontmoet en de bedrijven waar je komt. Nu werk ik veel bij onderwijsinstellingen, maar als instructeur kom je ook in een snoepjesfabriek of bij de zware industrie. Die ervaring is heel afwisselend. Je ziet niet alleen veel, maar je hoort het lawaai, ruikt de geur en je moet je telkens aanpassen aan de omstandigheden en aan je publiek.’

Nu stuur je als Operationeel Manager een hele club instructeurs aan. Hoe is dat?
Martijn: ‘Leuk. We hebben vast personeel maar ook veel zzp’ers die voor ons aan het werk zijn. Ik bemoei me daarbij met de planning en de kwaliteit van de trainingen. Ik stuur niet zomaar iemand naar een klant omdat hij of zij toevallig in die regio woont, maar kijk goed naar de achtergrond en het type mens. Het moet passen bij de klant. Sommigen voelen zich heel erg thuis in de industrie of in de bouw, anderen hebben meer met een kantooromgeving. En natuurlijk zijn er kameleons die zich overal redden. Mensen met een beveiligingsachtergrond hebben die sociale kwaliteit vaak wel, want anders hadden ze dat vak ook nooit aangekund.’

Kun je instructeurs sociaal voorbereiden op bepaalde groepen?
Martijn: ‘Zoals de bouw? Waar wel eens iets gezegd of gedaan wordt dat thuis niet gewaardeerd zou worden? Ik denk dat ik hun wat tips kan meegegeven en coachen in hoe ze omgaan met groepen, al komt dat meestal pas achteraf, als ze al hebben ervaren dat het ergens stroef ging. Ik kan bespreken welke tactieken en onderwijsleervormen je kunt toepassen; laat je je cursisten zelf aan het werk gaan, laat je ze de handelingen uitvoeren terwijl je zelf de coach bent? Het is belangrijk dat je als instructeur in elk geval de materie beheerst. Daar krijgt elke instructeur zijn opleidingen voor, inclusief didactiek.’

Hoe selecteer jij instructeurs? Welke eisen stel je?
Martijn: ‘Natuurlijk moet iemand echt geïnteresseerd zijn. Ik kijk en tast af of iemand bij ons bedrijf past, maar ook of hij of zij voor een groep overeind blijft. Ik heb zelf ooit de NIBHV-opleiding tot instructeur brand en ontruiming gevolgd. En EHBO, later ook nog bij het Oranje Kruis. Wat mij betreft is zo’n basisopleiding een absoluut minimum, maar BHV-instructeur is een vrij beroep. Iedereen mag het uitoefenen. Vaak zijn eerstehulp-instructeurs oud-verpleegkundigen en brand- en ontruimingsinstructeurs komen bij de brandweer vandaan. Maar dat hoeft niet. Er zijn naast de basisopleidingen tal van andere cursussen die nuttig zijn voor instructeurs: BLS en PBLS van de Nederlandse Reanimatieraad, ploegleider- en hoofd BHV, beheerder brandmeldinstallatie en natuurlijk allerlei bij- en nascholingen.’

Doe jij aan acquisitie?
Martijn: ‘Nee, zomaar gaan bellen naar bedrijven of ze onze diensten nodig hebben is niet mijn ding. En eigenlijk hoeft dat ook niet, want we hebben een uitgebreide klantenkring; de meeste in centraal Nederland, maar we komen rustig naar Groningen als daar een vestiging om advies of scholing verlegen zit. Zelf ben ik overigens minder op pad om les te geven dan vroeger.’

Dat is het lot van veel managers. Maar jullie zitten dus met busjes door het hele land. Geladen met schuim- en CO2-blussers voor de oefeningen op het parkeerterrein. En jij vond dat vervoer wel een scriptie waard?
Martijn: ‘Ja. Dat vind ik nog steeds. Want er zijn nog elke dag opleiders onderweg met kratjes of kisten vol met stalen CO2-cilinders. Soms met wat zacht spul ertussen, of klemgezet tussen andere materialen. Maar in bestelwagens die niet geventileerd zijn en soms zelfs zonder een deugdelijke separatie tussen de laadruimte en de cabine.’

Maar wat is dan precies het risico?
Martijn: ‘Dat je bedwelmd raakt als er een cilinder lekt of een afsluiter niet goed is dichtgedraaid. CO2 verdringt de zuurstof en je wordt slaperig terwijl je een auto bestuurt. Tot je bewusteloos raakt, en dan stopt het vanzelf. Ik heb er geen statistiek van maar het is geen ondenkbaar scenario. Het was ooit een verhaal van een onderhoudsmonteur dat me op het spoor zette. Hij had onderweg zelf ervaren hoe hij versuft was geraakt en gelukkig nog de tegenwoordigheid van geest had om te stoppen en uit te stappen. Hij knapte meteen op, achterhaalde de oorzaak en kon met open ramen verder. Plus het feit dat een cilinder bij hard remmen gelanceerd kan worden, dwars door de scheidingswand en voorruit heen. Waarbij het risico bestaat dat de cilinder de bestuurder raakt met fatale gevolgen.’

Is het vervoer van zoveel CO2 wel toegestaan?
Martijn: ‘Een vracht- of tankwagen vol moet aan ADR-regels voldoen, maar een bestel- of personenwagen met eigenvervoerverklaring voor de lading niet. Dat heb ik wel eens moeten aantonen, en dat kan met de eigenvervoerkaart. Er bestaan PED-regels voor drukvaten die weer tot uiting komen in keurings- en beproevingseisen voor CO2-blussers. Maar ik merk in de praktijk en tijdens het vervoer weinig van handhaving. In mijn scriptie heb ik de risico’s geprobeerd te kwantificeren en het nut van maatregelen gewogen.”

Kun je die maatregelen noemen?
Martijn: ‘Ventileer een gescheiden laadruimte met vloer- en plafondroosters. Plaats CO2-meters in voertuigen. Vervoer drukhouders in een krat met een stevige plaat erboven en controleer afsluiters en borgingen. Dat zijn de belangrijkste aanbevelingen die ik doe, plus nog wat aanbevelingen voor de andere risico’s. Draag handschoenen bij het hanteren van draagbare blusmiddelen.’

Slaan jouw adviezen al een beetje aan?
schets uit de scriptie: eerste ontwerpidee van een veilig transportkrat in een bedrijfswagenMartijn: ‘Eerlijk gezegd weet ik dat niet. Ik heb ze nog niet breed gepubliceerd. Misschien zorgt dit interview voor wat bekendheid met het risico. Intern bij Wilgh Opleidingen leeft het wel. Onze wagens hebben een separatieschot en ze hebben ventilatie met een rooster op het laagste punt (CO2 zakt enigszins naar de bodem, red.) en een roterende dakventilator. Vooral tijdens het rijden ververs je dan heel vlot de lucht in de laadruimte. CO2-detectie is vaak te kostbaar, vooral als je gekeurde en gekalibreerde apparatuur op de 12 volt boordspanning wilt hebben. Kleine draagbare metertjes zijn betaalbaarder. Anderen suggereerden al dat je ook zuurstof zou kunnen meten, maar als het alarm afgaat wegens te weinig zuurstof, heb je al een enorme hoeveelheid CO2 in de ruimte. En lage concentraties CO2 hebben al effect op onze fysiologie.’

En die plaat boven een krat, waarom is dat?
Martijn: ‘Een vaste bak met scharnierend deksel, geplaatst tegen het kopschot van de wagen mag ook. Dat deksel is om te voorkomen dat blussers worden gelanceerd bij een aanrijding. Of dat er iets zwaars op valt. Ik ken iemand die - bij een kop-staartbotsing - een blusser dwars door de separatiewand in de cabine kreeg. Als er een afsluiter afbreekt heb je sowieso een raket in je wagen. Momenteel ben ik in gesprek met een carrosseriebouwer over een stevige en veilige constructie die je niet je rug kost bij het laden en lossen. Want alleen in de grotere bestelwagens kun je rechtop staan.’

Wat is het belangrijkste dat je hebt geleerd van je scriptie-onderzoek?
Martijn: ‘Dat het probleem veelomvattender is dan je op het eerste gezicht zou vermoeden. Het is minder simpel dan je denkt. Je denkt dan dat je iets onder controle hebt, maar heel vaak zie je aspecten over het hoofd. Dat is meteen wat er goed is aan een gedegen opleiding. Je opleider reikt je een structuur aan, legt die aan je op. Ik vond aanvankelijk al die voorgeschreven methodiek en het definiëren van je onderzoeksvraag tamelijk overdreven. Maar het brengt wél lijn in je activiteit en zorgt ervoor dat je minder dingen over het hoofd ziet. Je trekt het breder én dieper. Ik zie dat als positief. Door bestaande en bewezen onderzoeksmethodieken toe te passen kom ik in mijn werk tot betere conclusies en aanbevelingen.’

Zijn mensen nieuwsgierig naar je bevindingen?
Martijn: ‘Dat denk ik. Er zijn zeker collega’s die heel bewust bezig zijn met het veilig, ergonomisch en economisch inrichten van hun bedrijfswagens. In een Facebookgroep van BHV-opleiders worden vragen gesteld en suggesties gedaan. Mijn scriptieonderzoek naar de risico’s van vervoer van CO2-blussers levert nuttige achtergrondkennis.’

Ten slotte: wat bespeur jij aan ontwikkelingen in de BHV-opleiderspraktijk? Heb je tips?
Martijn: ‘Houd het zo praktisch mogelijk. Pak vast die AED en die brandblusser. Dat zijn de middelen waar de cursist het in de praktijk ook mee moet doen. En zorg voor zelfwerkzaamheid in niet te grote groepen, want zowel instructeurs als cursisten worden blij van het doen, niet van het zitten luisteren of het lezen. Alleen bijvoorbeeld de theorie van reanimatie en de AED doe je klassikaal. Wij geven BHV-trainingen bij de bedrijven op locatie en regelen dat we echte productieruimten mogen gebruiken voor verschillende realistische scenario’s. Niet ééntje, maar een stuk of vijf, zes. En ik probeer ze ook warm te krijgen voor ontruimingsoefeningen. Tijdens Covid hebben we veel online moeten doen omdat echt contact niet was toegestaan. Ik heb met digitale middelen, simulaties en praktijkfoto’s best wat zinnigs kunnen doen, maar er gaat niets boven live trainen. Ook van VR-brillen maak ik weinig gebruik. Ja, het kan veel en het is voor een keer best indrukwekkend, maar laat cursisten toch liever een blusser vastpakken. Dan voelen ze namelijk ook wat die weegt.’

Zie voor de samenvatting van Martijns scriptie de link hieronder (het volledige document is aan te vragen bij de auteur zelf).
Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.