Herinneringen van een veiligheidsconifeer - 'De B'

(van toen hij nog geen veiligheidsconifeer was). 
Ons Stokpaard lijdt aan correctiestagnatie, uitgestelde goedkeuring en gebrek aan durf van de redactie om af te wijken van de fatsoensnormen en de boel klakkeloos online te knallen.
Niet getreurd; Flip is tóch met prepensioen bij Scheurwater en Gortworst en bleek bereid wat herinneringen op schrift te stellen aan de tijd dat hij in de psychiatrie werkzaam was. Dat was ruim voordat hij de verkeerde afslag nam en veiligheidsconifeer werd. Hoe een mens zijn roeping mist. Lees deel 1 van wat best een nieuw feuilleton zou kunnen worden. ‘De B’.

Wil je ze zien?

‘Wil je ze zien?’ vroeg zuster Maja mij ooit tijdens de late dienst, ergens in de jaren ’70, terwijl ze zonder mijn antwoord af te wachten haar verpleegstersuniform losknoopte. Zodoende stond ik als jongste bediende bij de huishoudelijke dienst en blaag van achttien jaar oog in oog met haar borsten, die niet in het gareel werden gehouden door een bustehouder. Zelfbewuste vrouwen achtten dat destijds tot en met cup C niet nodig en onder de werkkleding van het verplegend personeel werd wegens de bijna ondraaglijke hitte in de paviljoens hooguit een T-shirt gedragen. Maja vond zelfs dat meestal te veel. Zij was van het bovengenoemde zelfbewuste soort, maar gebruikte het binnenklimaat als welkom excuus voor haar lichte zomerdracht. Ook in de winter bleef de zomerdracht favoriet, want binnentemperaturen van meer dan vijfentwintig graden waren normaal, daar zorgden de oliestook en de gietijzeren radiatoren voor, samen met gezeur over de kou van de patiënten. De petroleumleverancier wreef zich in de vettige handen na weer zijn Opel Blitz tankwagentje te hebben leeggepompt in onze voorraadtank achter de fietsenstalling.

Destijds had ik nog niets met arbeidsomstandigheden en liet mij meeslepen door alle ervaringen die de psychiatrische inrichting jonge medewerkers bood. Ik was geen verpleegkundige maar werd als werkstudent toegevoegd aan de huishoudelijke dienst. Mijn taken waren van algemene aard. Ik maakte schoon en hielp bij het eten, want veel van de patiënten hadden de vaardigheid om zelf te prakken en te lepelen wat veronachtzaamd, maar ze mochten niet verhongeren. Ik at zelf mee, al mocht dat eigenlijk alleen als er voedsel overbleef of als hoofdzuster Gerda niet in de buurt was. Meestal vond dat mee-eten plaats in de keuken, waar Jolijn de baas was, een meisje van mijn leeftijd dat geen enkele moeite had met het tillen van grote roestvaststalen pannen die ze met haar armen maar net kon omvatten. Jolijn. Al meer dan een jaar in vaste dienst en ervaren op vele terreinen.

Jolijn hoorde bij de overweldigende ervaringen die ik zou opdoen als werknemer in de psychiatrische inrichting. Ik werkte ‘in de B’, zo leerde ik al snel, want A-verpleegkundigen zijn voor de somatische zaken in algemene ziekenhuizen en de B-verpleging richtte zich op de geest. Daarnaast had je de patiënten. ‘Die mensen zitten hier niet vanwege hun zweetvoeten’, was de dooddoener waarmee elk afwijkend gedrag werd gerelativeerd. Het was de running gag als je een bord eten naar je hoofd kreeg of een volle luier tussen de planten op de vensterbank vond. ‘geen zweetvoeten’ was de verklaring voor alles, zelfs voor de borsten van Maja. Ik ervoer mijn werk ’in de B’ als een warm bad.

Op mijn eerste werkdag werd ik opgeleid door het Hoofd van de huishoudelijke dienst, samen met een clubje andere werkstudenten. Na onze introductie zouden we uitwaaieren over het grote terrein van het instituut, allemaal naar een ander paviljoen dat zat te springen om hulp. Overal heerste krapte, ondanks de werkloosheid die toen net stevig aan het oplopen was. Budgetten waren te beperkt om meer dan de hoogstnoodzakelijke zorg te leveren, een omstandigheid die ook gevolgen zou krijgen voor mijn taken.

De taken bestonden in principe uit het dweilen der gangen, het reinigen van het sanitair en assistentie in de spoel- of gaarkeuken bij het afwassen, het portioneren en het uitserveren.
Wij mochten eerst een voordracht bijwonen over de historie van het instituut, daarna over de zorg die werd geleverd en tenslotte over de huisregels, die wel talrijk waren maar niet werden nageleefd, al zei het Hoofd dat er natuurlijk niet bij. In principe werkten we van zeven tot vier, maar in overleg met het afdelingshoofd kon er met de werktijden worden geschoven, iets wat veelvuldig aan de orde was, naar later zou blijken. In dergelijke gevallen moesten we net als de verpleging wekelijks urenbrieven via de interne post toesturen aan de administratie. Ik zie de bruine gaatjesenveloppen nog voor me.

Aan het einde van de ochtend volgde de praktische instructie, bestaande uit een spoedcursus schoonmaken. We maakten kennis met de te gebruiken middelen, vooral vloeibare groene zeep, Lysol en bij hoge uitzondering chloorbleek. De groene zeep ging in de blauwe emmer, die samen met een witte emmer met schoon water op de mopkar stond. Daarna deed het Hoofd éénmalig voor hoe je de mop in de blauwe emmer doopte, uitkneep met een ingenieus wringmechanisme en dan zigzagsgewijs over het zeil bewoog (balatum of een goedkope, asbesthoudende variant met neutraal grijs wolkenmotief). Ik dacht dat kunstje vanuit eerder vakantiewerk wel te beheersen en werd meteen afgestraft omdat ik de mop te zwaar tegen de plinten liet klatsen, wat absoluut niet de bedoeling was, want dan moest je eigenlijk ook meteen het beton-email op de wanden nasponzen. Op meerwerk zat niemand te wachten.

Daarna volgde een instructie over de verschillende kleuren doekjes, sponzen, borstels, wissers en trekkers, maar de details zijn me inmiddels ontschoten. Agressieve en bijtende middelen mochten slechts worden gebruikt waar ontsmetting echt nodig was en nooit (!) worden gemengd. Ze werden bewaard achter gesloten deuren, want sommige patiënten zouden een niet te stillen dorst hebben en lazen geen etiketten. Personeel werd uitgerust met sleutelbossen voor de chemicaliënkasten, de deuren van spoelruimten, de toegangsdeuren van gesloten afdelingen, het personeelsfietsenhok en zelfs de isoleercellen, want ook die moesten worden schoongemaakt. Niet laten slingeren en altijd met de musketonhaak aan je broek hangen. Bij mijn extreem versleten spijkerbroek was dat een riskante zaak, maar als het Hoofd het gebiedt...

Als een soort toegift werden we nog even voorbereid op de mogelijkheid dat we in aanraking zouden kunnen komen met ‘menselijke excrementen’ op plaatsen waar je die thuis niet zou aantreffen. Althans, als je niet zoals ik in een studentenhuis woonde. Ik dacht er dus wel tegen te kunnen, maar moest later toegeven dat de waarschuwing gepast was en best wat meer nadruk had mogen krijgen. Bij de eerste isoleercel die ik onder handen mocht nemen was ik behoorlijk onder de indruk van de immense smeerboel van poep, pis, kots en bloed die over alle wanden en zelfs het plafond was uitgepleisterd. Respect.

In de middag zou ieder van ons worden begeleid naar zijn of haar werkplek. Ik zou aan hoofdzuster Gerda worden gepresenteerd, kennis mogen maken met Maja en Jolijn en verpletterd worden door alle nieuwe indrukken. ‘De B’ was fantastisch. Het heeft me meer gevormd dan ik lange tijd heb gedacht, ook nadat de techniek en het veiligheidswezen mij absorbeerden. Mijn herinneringen zijn nog springlevend en als onze eindredactie geen bezwaar heeft tegen wat poep, plas, borsten en mijn soms wat plastische beschrijving van de omgangsvormen die ik destijds als volkomen normaal ervoer, dan schrijf ik er graag nog een paar vervolgjes op. Ik kan niet wachten.

Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.