Wulf van den Eshof relativeert certificering. Plakplaatjes vullen geen gaatjes

Je zou niet alles dicht moeten timmeren. Nederland doet zo langzamerhand niet anders dan labels plakken en certificaten aanhechten. Alsof daarmee persoonseigenschappen of productkwaliteiten keihard zijn vastgelegd en ongelukken worden uitgesloten. Wulf van den Eshof, die zelf jarenlang zijn brood heeft verdiend met keuren en certificeren, ziet meer in open registers dan in steeds commerciëler wordende papieren werkelijkheden en dure stempels. De markt schoont zichzelf namelijk, ook zonder de wel heel onoverzichtelijk – en kostbaar – geworden praktijk van (her)certificeringen en toezicht op toezicht. Dat is best wel een gedurfde opstelling in de veiligheidskundige wereld. Wulf is liever eerlijk en kwetsbaar dan dat hij zich in bochten wringt om zijn werk enigszins te kunnen verenigen met zijn overtuigingen en idealen. Hij verdedigt ze met verve en met een onmiskenbaar Rotterdamse tongval.

Biografie

Toen Wulf (voluit Wulferd) van den Eshof (geboren in 1960) in Schiedam op de lagere school zat, kregen zijn ouders te horen dat het helaas nooit wat zou worden met de kleine Wulf. Hij moest maar naar de lomschool, zo zei de meester. Van den Eshof senior liet een test afnemen, waaruit bleek dat er niets mis was met Wulfs intelligentie; hij werd slechts geplaagd door dyslexie. Dankzij zijn vader en zijn eigen nieuwsgierigheid leerde Wulf gestaag verder. Hij haalde zijn lts-diploma werktuigbouw en ging vervroegd in militaire dienst. Gelegerd in Duitsland maakte hij een carrièresprong bij Verbindingen, werd ook nog Elektronicus (Dirksen) en kwam in het burgerleven terecht in de scheepvaart, als technicus. Hij werkte aanvankelijk als scheepselektricien, bekwaamde zich onder meer in pneumatische overflowbeveiligingssystemen op (tank)schepen en kreeg een sturende rol. Toen het gezinsleven begon te botsen met zijn 24/7 beschikbaarheid in de haven, ging Wulf hijskranen keuren. Na enkele jaren in loondienst te hebben gewerkt zette hij zijn eigen keurings- en beproevingsbedrijf op. Wulf werd MVK (Technicom). Tegenwoordig werkt hij als zelfstandig veiligheidskundige, nog steeds vanuit Schiedam. De kinderen zijn het (grote) huis uit en zijn echtgenote hoopt dat hij het wat rustiger aan gaat doen. Een nieuw kleiner appartement zou af en toe een vrije zondag mogelijk moeten maken. Stilzitten wil Wulf echter nog niet. Naast zijn werk is hij actief in verschillende commissies en werkgroepen van de NVVK.


Wulf, je hebt ons vorig jaar via NVVK info al deelgenoot gemaakt van je bedenkingen over het certificeren. Het stuk is ook overgenomen op Arbo-online.
Wulf: ‘Ja, en ik word nu met enige regelmaat gebeld omdat men wil weten hoe ik ergens over denk. Het helpt echt dat ik afstand heb genomen van de naar mijn mening doorgeschoten praktijken. Het certificeren en keuren is pure business geworden. Certificerende instellingen en keuringsbedrijven zijn vooral bezig hun eigen markt af te schermen en wat ze doen heeft steeds minder met veiligheid te maken. Dat geldt helaas ook voor de activiteiten van veel veiligheidskundigen. Bedrijven nemen ze in dienst en ze laten ze vervolgens niets anders doen dan ‘ogen’. En na twee jaar zijn ze net zo blind als ieder ander op de werkvloer. Meepraten over wezenlijke dingen mogen ze nauwelijks, terwijl dat veel gezonder zou zijn.’

Wat doe je momenteel voor werk als veiligheidskundige?
Wulf: ‘Ik ben een van de vaste inhuurkrachten bij HSM Offshore. Afgelopen maand hebben we net een Jacket (steunconstructie op de zeebodem) en een Topside (de ‘opbouw’ waarop in dit geval twee enorme transformatoren staan) opgeleverd. Dat samenstel is geplaatst bij het nieuwe windmolenpark voor de Zeeuwse kust, een opdracht van TenneT. Het volgende eiland is in aanbouw. Ik noem het meestal een stekkerdoos – want dan begrijpt iedereen het – maar het is een transformatorstation voor de overdracht van 700 Megawatt elektrisch vermogen van een cluster windmolens naar het vasteland. Dat transport gebeurt met een spanning van 220 kilovolt. Bij die hoge spanning blijft de stroomsterkte beperkt, waardoor de geleiders in de transportkabels onder de zeebodem dunner kunnen zijn, zonder grote kabelverliezen.’

Je werkt nu als zzp’er, maar ooit had je je eigen keuringsbedrijf voor hijsmiddelen.
Wulf: ‘Inderdaad, de Periodieke Inspektiedienst, PID. Begin jaren negentig heb ik dat bedrijf opgezet. Ik had een mobiele trekbank voor de beproeving van hijsmiddelen en onderblokken van kranen (katrol & haak, red.) en was de laatste die een trek-erkenning kreeg van de toenmalige Havenarbeidsinspectie. Die afdeling is kort daarna opgeheven. De overheid trok zich terug, we kregen de Arbowet met steeds meer doelvoorschriften en er werd flink geprivatiseerd. Vlak daarna ontstond ook EKH, Erkende Keurbedrijven Hijs- en Hefmiddelen. Ik heb er destijds vol overtuiging aan meegewerkt, maar inmiddels ben ik er niet meer trots op. Ook daar is de commercie leidend geworden. Ze doen hun best, maar er zijn veel grote keuringsbedrijven die hun werk buiten EKH om doen. En dat zijn bepaald geen prutsers. Keuren en beproeven is zinnig, maar ik vind dat we zijn doorgeschoten. We gebruiken op zich heel degelijke en deugdelijke arbeidsmiddelen niet omdat er geen conformiteitsverklaring bij zit, omdat er geen CE op staat of omdat ze – soms op discutabele gronden – zijn afgekeurd. Heel lang heeft de brandweer niet mogen ladderen omdat ladders niet berekend waren op het gewicht van manschappen met uitrusting. Voor goede brandweerladders was er geen Europese norm, dus extra zwaar uitgevoerde ladders mochten nog steeds niet met twee mensen beklommen worden. Er waren zelfs keuringsbedrijven die gingen testen conform een fabricagenorm, met horizontale oplegging en zeer zware belasting. Die beproeving was echter bedoeld als destructieve test, steekproefsgewijs uit te voeren, waarna het arbeidsmiddel moest worden vernietigd. Die keuringen hebben heel wat totaal vervormde ladders opgeleverd.’

Kun je nog andere voorbeelden van geven van doorgeschoten keuringsdrift?
Wulf: ‘We zijn gaan vinden dat jaarlijkse keuring noodzaak is, maar dat idee is ons aangepraat. Ik heb ooit hijsbalken boven transformatoren moeten keuren. Die dingen werden nooit gebruikt, alleen als er een grote revisie of een storing was. Om veilig te kunnen keuren moest de spanning in het transformatorstation worden afgeschakeld en er moest een steiger geplaatst. Hartstikke duur dus. Ik heb gepleit voor een aanpassing van de procedure. Keuren vóór gebruik in plaats van jaarlijks; hang er voor mijn part een bord bij. Gezien de gebruiksfrequentie is dat veel economischer. Als je daadwerkelijk moet hijsen dan is de spanning er namelijk tóch al af, en dan kun je dus ook veilig keuren. Je wilt niet weten wat ik over me heen kreeg en het idee is dus nooit serieus overwogen. Keuringskosten zijn vaak hoger dan de aanschafprijs van hijsmiddelen. Dat klopt toch niet?’

Wat vind je van het jaarlijkse keuren van klimmaterialen zoals ladders?
Wulf: ‘Ook dat is onzin. Veel te vaak is het niets meer dan stickers plakken. Natuurlijk wordt er gekeken naar schade en vervormingen, naar de staat van de ladderschoenen, enzovoort. Maar dat zou degene die de ladders beheert en uitgeeft moeten doen. En niet jaarlijks, maar elke keer als ze worden ingezet. Daarvoor moet je enige kennis van zaken hebben, maar dan zorg je daar maar voor, zo simpel is het. Je moet zelf controleren of je spullen deugen.’

Maar als het in arbocatalogi en in normen of richtlijnen staat dan laten we een externe, zogenaamd onafhankelijke partij keuren. Ook als de wet ruimte laat val je op als je het anders doet.
Wulf: ‘Ik heb geprobeerd de redelijkheid te verdedigen. Toen ik mijn eigen bedrijf nog had ben ik behoorlijk actief geweest bij NEN, in normcommissies. Bijvoorbeeld als voorzitter van de normcommissie voor de EN 795 (Verankeringsvoorzieningen voor persoonlijke valbeveiliging, red). Dat zijn tijdrovende nevenactiviteiten waar je niets mee verdient, maar je kunt tegenwicht bieden aan de grote fabrikanten die alleen maar in die normcommissies zitten om hun eigen commerciële belang te bewaken. Tot mijn grote ergernis. Voor mij was het leerzaam. Ook bij de ankervoorzieningen kunnen we wel wat redelijkheid gebruiken. Neem de ladderhaken op daken van monumenten. Keuring is nauwelijks te doen, zeker niet zonder sloopwerk. Ik herinner me de felle bezwaren van een beheerder die het helemaal niet zag zitten om jaarlijks de leien op zijn kerkdak bloot te stellen aan de veiligheidsschoenen van een keuringsploeg. Dan kan de dakdekker er meteen achteraan. Ook als je kijkt naar wat het zwakste punt is, dan loont het over het algemeen méér om de lijnen en bevestigingsmiddelen te keuren. Als je een ankerpunt niet vertrouwt, dan gebruik je het gewoon niet. Maar wij hebben het keuren, certificeren en documenteren heilig verklaard.’

Terug naar je eigen keringsbedrijf. Hoe kwam je op het idee van de mobiele trekbank?
Wulf: ‘Dat was in de tijd dat ik bij een grote keurder van hijsmiddelen werkte. Voor het beproeven en certificeren van de onderblokken van kranen demonteerden we zo’n blok en brachten het vanuit het Westen naar Arnhem. Als er niets tegenzat en de jongens van de trekbank wilden een beetje meewerken, dan was je dezelfde dag weer terug, maar meestal kon je pas de volgende dag het onderdeel terugbrengen. Negen van de tien keer was een kraan daardoor twee dagen buiten bedrijf en dat is tamelijk kostbaar. Toen ik de mobiele trekbank had bedacht, meende ik dat ik het ei van Columbus had gevonden. Mijn superieuren zagen er jammer genoeg geen brood in. Maar zeg tegen mij dat iets niet kan en ik ga er met dubbele energie tegenaan om te bewijzen dat het wel kan. Ik heb in mijn eigen tijd een trekbank op een aanhangwagen gebouwd die tot 20 ton kon trekken. Daarmee was ik een concurrent van mijn werkgever geworden.’

Had je die trekbank eigenhandig gebouwd?
Wulf: ‘Ja, van een oude pers die ze ergens over hadden. Met een bijdrage van honderd gulden voor de bierpot was ik spekkoper en mocht ik die zestigtonspers meenemen. Daarna ben ik op jacht gegaan naar stalen H-binten, die ik bij een ander bedrijf vond en mocht meenemen. Kosten: een kratje bier. De mobiele trekbank was geboren. Ik heb het 20 jaar volgehouden met mijn mobiele keurings- en beproevingsbedrijf. Ik kon ervan leven, maar had er eerlijk gezegd wel flink zorgen van. Bovendien verdeelde ik mijn tijd tussen de normcommissies en mijn bedrijf, waar op het hoogtepunt vijftien mensen werkten. Uiteindelijk kwam het tot een onnodig einde doordat ik in 2011 met de verkeerde adviseur in zee ging. Dat partnerschap heeft om precies te zijn tot 2012 geduurd, toen was PID failliet en ben ik weer voor korte tijd in loondienst gaan werken. In 2014 kon ik bij mijn oude werkgever HSM aan de slag, als inlener, tegen een prettig tarief.’

Keuren en certificeren doe je nu niet meer?
Wulf: ‘Nee. Bij kranen is dat zware fysieke arbeid. Altijd zeulen met kettingen en onderblokken. Het was normaal om via kooiladder twintig meter omhoog te klimmen voor je keuringen en inspecties. Dat durf ik nu niet meer. Ik ben tenslotte zestig en ik heb jarenlang roofbouw gepleegd op mijn lichaam. Ik houd me nu gewoon bezig met praktische problemen op de werkvloer, waar soms wel tien talen worden gesproken en je grote moeite moet doen om te zorgen dat mensen werkinstructies begrijpen. Ik heb meermaals ervaren hoe dingen onvoorzien misgaan. Zo had ik een ploeg gevraagd de bouten van flensverbindingen aan te halen. Bij controle bleken die nog steeds op hooguit de helft van het voorgeschreven aanhaalmoment te zitten. Het bleek dat de mannen alle moeren één slag hadden aangedraaid. Werkinstructies moeten veel beter, met goede controle of men het begrepen heeft, ook als iemand zegt dat hij het snapt of braaf ja-knikt. Ik heb meegemaakt dat na de opdracht ‘boren en tappen’ geen enkele bout in een tapgat wilde, terwijl we dachten dat er schroefdraad in getapt zou zijn. De mannen hadden de tap er telkens slechts anderhalve slag ingedraaid. Dan mag je alles dus opnieuw laten doen. Als veiligheidskundige heb ik in mijn werk veel te maken met praktische zaken, met techniek en productie.’

Veiligheidsborging, certificeringsprocessen en projectplannen worden door bedrijven vaak uitbesteed aan gespecialiseerde adviseurs. Die staan vaak verder van de arbeid en de praktische uitvoering af. Gaat dat wel goed?
Wulf: ‘Te vaak niet. Externe adviseurs worden voor van alles en nog wat ingehuurd, ook voor dingen die je beter zelf kunt doen, of er minstens heel erg bij betrokken moet blijven. De RI&E, ISO- en VCA-handboeken, projectplannen en offertes worden door adviseurs geschreven, met het risico dat die van alles op papier zetten wat bedrijven nooit praktisch kunnen verwezenlijken. Dat zit niet alleen in de grote lijnen, maar zelfs in de details die er bijvoorbeeld in bijlagen van offertes worden opgenomen. Aannemers denken dat hun pakken papier toch niet worden gelezen, maar bij grote opdrachtgevers hebben ze juridische afdelingen die ze tot op de letter uitpluizen, vooral als er iets niet helemaal in de haak lijkt. Heeft jouw technisch adviseur ergens in je aanbiedingsdocumentatie gezet dat je een verflaag van 70 mu dik gaat aanbrengen, dan ga je zwaar de bietenbrug op als die maar 40 mu blijkt te zijn. Ze meten het na. Dan mag je je werk overdoen en hopelijk ga je er niet aan failliet.’

In tenderprocedures eisen opdrachtgevers documenten en certificaten. Om niet bij voorbaat af te vallen draaien bedrijven mee in het circus. Zou de overheid dat niet eens moeten verbieden?
Wulf: ‘Formeel mag dat al niet. Het eisen van certificaat zus of label zo is concurrentievervalsing. Maar bij een opdracht van een paar ton zal een aanbieder geen procedure aanspannen. Er is niemand die zich er druk over maakt, dus zolang Europa de aanbestedingsregels niet handhaaft, gaan die praktijken gewoon door. Bedrijven die wél over certificaten beschikken hoor je niet piepen als ze daardoor genoeg werk houden. Het doet me denken aan een voorbeeld dat ik ooit in een lezing bij de NVVK hoorde, of een congres in Ahoy, dat weet ik niet precies meer. Het ging over een bakker. De man had zijn broodjes gecertificeerd als wit én als bruinbrood, dus het waren de beste broodjes voor iedere toepassing. Klanten, gevoelig voor certificaten en keurmerken, wilden daarom alleen nog maar de broodjes van díe bakker. Of ze ook te eten waren deed er niet meer toe. Het is goed daaraan te denken als je ooit in een rapport een product aanbeveelt: voor je het weet is het een absolute eis geworden.’

Wil je de labels dan maar afschaffen?
Wulf: ‘De markt regelt heel veel zelf, ook zonder papieren kwalificaties. Stickertjes en keurmerken zijn er veel te veel en de betekenis is maar heel betrekkelijk. Eco- en duurzaamheidslabels doen het goed. Kijk naar de Fair tradelabels die op kleding worden aangebracht terwijl het in veel landen waar het vandaan komt controle nauwelijks mogelijk is. We moeten geen stickertjes gaan plakken op dingen die we niet moeten of hoeven te certificeren, en dat geldt ook voor veiligheidskundigen zelf.’

Ben je van plan om ooit gecertificeerd HVK te worden?
Wulf: ‘Ik zie de meerwaarde niet en heb het in mijn praktijk niet nodig. Bovendien zou ik tegen mijn eigen parochie preken. Ik ontwikkel me liever in de breedte, bijvoorbeeld door ook de studie arbeidshygiëne op te pakken. Niet om geleerde rapporten toe te voegen aan de grote hoeveelheid papier die er al is, maar om zelf beter te begrijpen hoe het zit. Het hoort bij ieders eigen verantwoordelijkheid voor zijn veiligheid en arbeidsomstandigheden. Ik ben en blijf leergierig. Als je die nieuwsgierigheid en eigen verantwoordelijkheid op de werkvloer ook weet te prikkelen dan bereik je wat. Naast de zorg voor veilige en goede arbeidsomstandigheden heeft de werkgever de morele en wettelijke plicht om zijn personeel op een goede manier te informeren. Pas als je dát in alle lagen van je organisatie goed doet ben je een certificaat waard – als dat dan zo nodig moet.
(MC)
Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.