Gerard de Groot: “Betrokken en blij aan het werk is niet teveel gevraagd”

De Veiligheidskundige.nl is dol op eigenzinnigheid, want als je érgens van kunt leren dan is het van andersdenkenden. De alleszins non-conformistische Gerard de Groot MSc spaart kool noch geit als hij zich uitlaat over ingesleten praktijken in het veiligheidsmanagement, duurzaam ondernemen en het niveau waarop de nu praktiserende generatie veiligheidskundigen opereert. Toch is hij geen knorrepot voor wie niets deugt, maar juist een gedreven en betrokken professional die in zijn opleidingen en boeken het goede voorbeeld geeft. Dat hij met zijn zeer brede multidisciplinaire benadering af en toe een heilig huisje omschopt of een aantoonbaar improductieve werkwijze torpedeert, valt hem niet kwalijk te nemen. Wat hij waarneemt, onderzoekt en bevestigd ziet, durft hij onverbloemd op te schrijven, zonder nodeloos moeilijk jargon waar dat niets toevoegt. De werkvloer moet weer gezond en positief meedoen, en dat kan pas als ‘arbo’ en ‘veiligheidskunde’ geen vieze woorden meer zijn.
Biografie
De Groot (geb. 1949) is van oorsprong chemisch fysicus (Universiteit van Amsterdam), maar hij heeft zich enorm in de breedte gespecialiseerd – dat kan, zo bewijst De Groot – , in zijn geval via opleidingen pedagogiek en didactiek, bedrijfskunde en veiligheidskunde (MSc, UvA). Als adviseur, opleider en auditor heeft hij vele grote en kleine ondernemingen en (overheids-)organisaties terzijde gestaan, aanvankelijk in loondienst en sinds de eeuwwisseling vanuit zijn eigen bedrijf; GPM training & consult. Collega-veiligheidskundigen kennen hem of zijn werk: hij is auteur van vele toegankelijke boeken en gidsen over arbeidsveiligheid, veiligheidskunde, preventie en VCA, qua oplagen de koploper van zijn oeuvre, de VCA-leerstof van uitgeverij Kerckebosch. Hij is ook voorzitter van de Stichting PreventieProfessionals Nederland (PPNL). Het Stokpaard valt per telefoon binnen, toevallig op een van zijn schaarse vrije momenten.


Gerard, wat zeg je als ik je naar je beroep vraag?
Gerard: “Het liefst introduceer ik mezelf als bedrijfskundig arboconsultant, omdat ik ‘veiligheidskundige’ niet echt als een eretitel beschouw. Het niveau is helaas gewoon te laag. Deze opmerking zullen mijn eigen cursisten MVK trouwens niet beamen, maar ik maak het ze ook bewust niet gemakkelijk. Ik wil ze een ontwikkeling laten doormaken waardoor ze zich als volwaardig professional kunnen handhaven. De vastgestelde eindtermen heb ik flink uitgebreid en ik ben daar vervolgens ouderwets schools mee bezig. Gelukkig wel met goed resultaat. Maar als we nu toch meteen aan het interviewen zijn dan pak ik mijn koffie er even bij.” Acht komma vier seconden later is Gerard terug, om verder te praten waar hij gebleven was, althans, na een gezellig intermezzo over zijn vier dochters dat ongeschikt is voor het VK-Stokpaard. “Mijn eerste drijfveer is het uitdagen, het prikkelen van cursisten. Ik wil ze niet alleen maar klaarstomen voor een examen. Dat houdt in dat je ze zo praktisch mogelijk introduceert in de veiligheidskundige wereld.”

Bedoel je dat je je lessen geeft aan de hand van praktijksituaties?
Gerard: “Ik heb veel vaardigheden toegevoegd aan de eindtermen. Dat betekent wel veel meer praktijk in de opleiding. Mijn cursisten MVK moeten er goed aan trekken voordat ik vind dat ze klaar zijn voor het werk. Met recht en reden. Ik val die cursisten lastig met de Roos van Leary en het Johari venster en met praktijksimulaties. Dat is geen opgelegde werkvorm, maar heel verhelderend als je interacteert met anderen. Wat je niet kunt benoemen daar kun je ook niet in groeien. Als je ergens geen woord voor hebt dan kun je er niet eens over praten. Ik wil voorkomen dat mijn cursisten dat overkomt. Ze moeten dus veel lezen, dingen doorgronden en ze in de praktijk toepassen. Goede zelfreflectie is onontbeerlijk, net als een brede algemene ontwikkeling.”

Is het jouw roeping om die kennis over te dragen?
Gerard: “Ja, want er is niets leuker dan mensen vooruit te helpen door ze les te geven. De nieuwe Arbowet (die per 01-07-2017 in werking treedt, red.) eist een deskundige interne preventiemedewerker, waar de andere arboprofessionals zoals de bedrijfsarts en de veiligheidskundige mee moeten samenwerken. Dat moet je wel kunnen. De lichting veiligheidskundigen die nu aan het werk is, heeft dat samenwerken onvoldoende meegekregen in de opleiding. Hun kennis van de wetgeving is te mager, laat staan dat ze weten hoe je dat praktisch toepast. De wet op de Ondernemingsraden (WOR) en de Warenwet, belangrijke pijlers van het arbobeleid en de veiligheid, zijn zelfs soms helemaal onbekend. Je moet weten hoe medezeggenschap en aansprakelijkheid geregeld zijn. Dat leer ik mijn cursisten via praktijksimulaties; niet één keer, maar met grote regelmaat en met de MVK-cursist in allerlei verschillende rollen. Als bedrijfsarts, als arbeidshygiënist, betrokkene bij een arbeidsongeval of veiligheidskundige. Niemand onttrekt zich aan die praktijksimulaties. Ik werk aan de hand van een fictief bedrijf, een zelfverzonnen onderneming met personeelsleden en leidinggevenden die, compleet met een karakterbeschrijving, op papier staan. Het bedrijf maakt gedurende de opleiding een ontwikkeling door, en de cursisten ook.”

Houd je je dan wel aan de vastgestelde eind- en toetstermen?
Gerard: “Eind- en toetstermen zijn een gegeven minimum, geen maximum. Ze zijn geen leerdoel op zich. In onze methodiek gebruiken we bijvoorbeeld speciaal ontworpen training cards, die ervoor zorgen dat de cursisten zelf willen weten hoe de achterliggende theorie in elkaar zit. Dat is een betere werkwijze dan het ‘droog’ presenteren van – sorry dat ik het zeg – nogal gedateerde lesstof. Er zijn in de loop der jaren lesmaterialen in omloop geraakt en gebleven die niet meer aansluiten bij deze tijd. Als bepaalde onderdelen geen meerwaarde meer opleveren voor de cursist, gooi ik ze eruit. Zo ben ik twintig jaar geleden ook aan de slag gegaan met VCA. Ik was zó ontevreden over het toen gebruikte lesmateriaal dat ik dat volgens een eigen structuur heb vormgegeven. In de grijze sector vond men dat VCA onvoldoende aansloot, net als in de andere sectoren buiten de petrochemie; en terecht. Ik werk daarom bij voorkeur vanuit de branche of het bedrijf zelf als ik ergens aan de slag ga. Ik ben bezig op verschillende terreinen: opleidingen zoals MVK en VCA, trainingen TRA, LMRA en verbetertrajecten. Daarbij acquireer ik projecten niet actief; meestal word ik via bestaande contacten uitgenodigd en begeleid ik verbeteringen of gedragsveranderingen op alle niveaus in de organisatie. De input voor mijn adviezen haal ik ook uit de trainingen, verzamelde informatie koppel ik terug naar het management en gebruik ik om een verbetertraject uit te zetten. Dat is één ding. Daarnaast schrijf ik boeken, scripts voor video-e-learning, ik ontwerp nieuwe methodes en heb een heleboel onderwerpen in mijn hoofd waar ik eens wat blogs over moet schrijven. Als ik eraan toekom, want de tijd vliegt.”

Even over je onderliggende visie en je drijfveren: waarom ben je zo gedreven?
Gerard: “Omdat goed, veilig en gezond werk heel belangrijk is voor de maatschappij. Argument één (van drie): het effect op de economie en de gezondheidszorg is enorm. Het gaat om miljarden, niet slechts door het voorkómen van ongevallen en schade, maar ook doordat werknemers gezond hun pensioen halen en de gezondheidszorgsector niet belasten met hun psychische klachten of beroepsziekten. Het International Social Security Agency (ISSA) heeft in een uitgebreid onderzoek vastgesteld dat investeringen in arbeidsveiligheid een return on investment (ROI) van 2,3 hebben. Voor elke euro die de werkgever in preventie steekt, krijgt hij twee euro dertig terug. Er zijn andere onderzoeken die zelfs op een factor tien komen. Ook de opbrengst voor de maatschappij en de overheid is aanzienlijk.
Het is dus van de zotte dat de stem van de veiligheidskundige niet gehoord wordt en dat de preventiemedewerker zo’n wassen neus is.”

Je hebt zelf leerstof ontwikkeld voor de veiligheidskundig preventiemedewerker, de VKPM.
Gerard: “Ja. Dat is meteen de eerste module van de opleiding MVK. De preventiemedewerker en de veiligheidskundige moeten goed weten waar ze mee bezig zijn. Ze hebben een belangrijke opdracht. Naast het hebben van vakkennis moeten ze kunnen inspecteren, voorlichten en overtuigen. Alleen als je dat kunt, gebeurt er ook iets. Voor elke deskundige die iets wil veranderen geldt de wet van Maier: effectiviteit is kwaliteit maal acceptatie. Dat laatste zit er bij de oude veiligheidskundige nauwelijks in. Daarom besteed ik juist dáár in mijn opleidingen veel aandacht aan. Als je op strategisch niveau – en dat geldt vooral voor de HVK – iets wilt bereiken dan moet je ook over de vaardigheid beschikken om het over te brengen. Anders word je op grond van  economische kul-argumenten afgeschoten, hoe verwerpelijk dat op zich ook is. Met de onderzoeksresultaten van ISSA in de hand, maar nog beter met eigen onderzoek, kun je aantonen dat het heel veel oplevert.”

Je vergt dus een hoop van je cursisten. Is dat nodig?
Gerard: “Absoluut. Het is treurig hoeveel bedrijven en organisaties zeer elementaire inzichten negeren. Het gaat erom goed doordacht, betrokken en met plezier met elkaar aan het werk te zijn. That’s all. Dat krijgen heel veel bedrijven al niet voor elkaar. En de werknemers zijn het slachtoffer, want die halen hun pensioen niet of ze zijn na drie reorganisaties compleet aan het eind van hun Latijn. Psychosociale aandoeningen, veroorzaakt door jaren van stress, chronische overbelasting en gewoon het niet lekker samenwerken zijn funest voor je gezondheid. Je leeft er tien jaar korter door volgens het CBS. Het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd doet nog een extra duit in het zakje en het levert ook nog eens niets op.”

Wat is jouw aanpak dan?
Gerard: “Mijn tweede stokpaard, tevens mijn tweede argument om eens in beweging te komen is de noodzaak van een multidisciplinaire en gezamenlijke aanpak. Ongevallen en beroepsgebonden aandoeningen hebben zelden maar één oorzaak.  Ze komen voort uit gedrag, kennis, de organisatie, informatieoverdracht, communicatie én techniek. Als een probleem bestaat uit vijf factoren en je focust je maar op twee daarvan, dan haal je misschien een rendement van veertig procent. Wij moeten als professionals dus samenwerken. Als een veiligheidskundige of een arbeidshygiënist het management in zijn eentje niet om krijgt, dan moet hij de bedrijfsarts meenemen. Ik geloof in die eendracht. Maar een eerste vereiste is dat je de wetgeving kent. Wat dat betreft is het echt diep triest. Bedrijven hebben behoefte aan een generalist die de zaak overziet en weet welke externe expertise nodig is om een probleem aan te pakken. Dat moet in mijn optiek de VKPM zijn, of de veiligheidskundige. De preventiedeskundige die de EU voorschrijft moet een generalist op niveau zijn. Hij moet ook de RI&E doen, mét de OR.”

Dus de preventiemedewerker mag niet de timide pro-formafunctionaris zijn die we nu hebben.
Gerard: “Zeker niet. De VKPM is een breedgeschoolde functionaris die zichzelf in no-time kan terugverdienen, maar dat was al duidelijk na de uitleg van mijn eerste argument. De Work Ability Index van het Finnish Institute of Occupational Health (zie blikopwerk.nl, red.) stelt vast dat er bij preventie van beroepsziekten nog veel meer te halen valt dan bij preventie van ongevallen. 300 tot 1000 procent ROI. Langer, gezonder en gelukkiger werken levert betere bedrijfsresultaten, ook door innovatie, kwaliteitsverbetering en een beter imago van het bedrijf. Maar het gaat niet vanzelf.”

Mag ik je vragen naar je derde argument om preventie op de agenda te krijgen?
Gerard: “Drie: er is gewoon ontzaglijk veel te doen. Hele sectoren doen namelijk nagenoeg niets. Onbenul en arrogantie aan de top, of gewoon onwetendheid, wat minder verwijtbaar is, maar net zo schadelijk. In de kassen werd vroeger bijvoorbeeld lustig met methylbromide gespoten en van de gevolgen van de blootstelling hoorden we nauwelijks iets, totdat de dramatische gevolgen in de pers kwamen en er wetgeving volgde. De situatie van werknemers in overheidsbedrijven is ook niet florissant: gemeenten, universiteiten en andere grote organisaties schieten tekort. We bereiken het MKB en de overheid slecht en alleen de sectoren die met aanneemwerk te maken hebben doen soms nog iets met VCA en dan voornamelijk op het gebied van ongevallenpreventie.
Het heeft te maken met bestaande beeldvorming, die je niet positief kunt noemen. De kwaliteit van de arbodiensten is maar net voldoende, want het moet vooral gemakkelijk, beperkt en goedkoop. Meestal is het te weinig om resultaat te boeken. Volgens het rapport arbodienstverlening van Pantea doen de ZZP’ers in de arbodienstverlening het kwalitatief nog het beste. Intussen is de bedrijfsarts een randverschijnsel, een functionaris die niet op de werkvloer te vinden is terwijl hij wél moet gaan beoordelen hoe de gezondheid van zijn patiënt samenhangt met zijn werk. Hij krijgt maar zeer beperkt de tijd voor een consult vanwege de wurgcontracten tussen werkgever en arbodienst. We weten overigens nauwelijks hoe het er echt voor staat met de bedrijfsgezondheidszorg en de beroepsziekten. Dat komt mede doordat de meldingspercentages van beroepsziekten jarenlang rond de dertig procent schommelden. Er wordt nu al vaker gemeld, maar nog steeds véél te weinig.”

De urgentie is meer dan duidelijk. Hopelijk gaat de nieuwe Arbowet iets opleveren. Wil je tot slot nog iets meegeven aan je collega’s?
Gerard: “Behalve alle wijsheid die ik de arbeidshygiënisten, veiligheidskundigen, bedrijfsartsen en vooral arbeids- en organsatiedeskundigen toe wil wensen, sta je me hopelijk toe het Grand Braincafé van PPNL aan te bevelen: 6 juli aanstaande in Apeldoorn, over PSA. Maar ik geloof dat het al op jullie evenementenagenda staat.” (MC)


Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.