Danny van Rijt: “Tunnelveiligheid is een interessante nichemarkt”

Danny van RijtAan het einde van de vorige eeuw werd Europa opgeschrikt door enkele hevige tunnelbranden in de Alpen. Dat heeft geleid tot een Europese richtlijn voor tunnels, in Nederland vertaald en aangescherpt in de Tunnelwet. Nederland heeft geen bergen die door tunnels moeten worden doorsneden, maar wel veel waterwegen en andere obstakels met zeer druk kruisend wegverkeer, dus ook flink wat tunnels in de doorgaans slappe bodem. Voor een veilige exploitatie eist de wet vele preventieve voorzieningen en maatregelen ter beperking van de gevolgen van calamiteiten, zoals ventilatiesystemen, vluchtdeuren en meld- en bewakingsvoorzieningen. Van Rijt is een van de zeldzame trainer/opleiders tunnelveiligheid die Nederland rijk is. Er zijn er slechts “twee handjes vol van”, zo zegt hij.  Met zijn specialistische kennis helpt Van Rijt onze tunnels tot de veiligste van Europa te maken. Want gelukkig zijn ze dat.

Biografie

Geboren Delftenaar Danny van Rijt (1987) heeft na het behalen van zijn havo-diploma de opleiding tot Integraal Veiligheidskundige gevolgd aan De Haagse Hogeschool. Na anderhalf jaar werkzaam te zijn geweest in het veiligheidsteam van gehandicaptenzorgorganisatie IPSE de Bruggen stapte hij over naar de weg-en waterbouw. In 2011 trad hij in dienst van Brunel Engineering, van waaruit hij gedetacheerd werd bij ontwerp- en consultancybureau Arcadis. Daar raakte hij betrokken bij de veiligheid van verschillende tunnelbouwprojecten. Tunnels bieden doorgaans geen uitgebreide mogelijkheden om van het pad te raken, dus Danny zit nog steeds op datzelfde spoor – naar volle overtuiging overigens –. Tunnelveiligheidsexpert Van Rijt heeft zich in 2015 ook nog ‘even’ bijgeschoold tot HVK (Kader). Op dit moment is hij Safety Engineer bij HSE-dienstverlener Paltrock, een prima werkgever die hem ook de ruimte biedt om regelmatig zijn zoontje van vijf maanden in de armen te sluiten. En dat is best lastig als je voor je werk tussen je woning in Duitsland en de regio Rotterdam pendelt. 
 

DeVeiligheidskundige spreekt Van Rijt per telefoon in zijn hotel in Zutphen. Na afloop van een opleidingsdag voor tunneloperators in Rotterdam overnacht hij in de buurt van zijn volgende klusje, voor Rijkswaterstaat. En ja, ook dat betreft veiligheid in de civiele techniek. Rijkswaterstaat mag de moeder van de Europese Tunnelrichtlijn genoemd worden, want – zo zegt Van Rijt – "Rijkswaterstaat had al prima richtlijnen voordat de Europese Unie besloot dat tunnelveiligheid beter geregeld moest worden. Zo werkte Rijkswaterstaat al voor de komst van de Europese Tunnelrichtlijn volgens hun eigen veiligheidsrichtlijnen deel C, waarin onder andere de veiligheidsuitrusting van tunnels beschreven staat."

Houd jij je bezig met arbeidsveiligheid tijdens de bouwfase of gaat het om de veilige exploitatie?
Van Rijt: "Dat laatste; de exploitatiefase. Ik besteed een groot deel van mijn tijd aan de opleiding van tunneloperators en wegverkeersleiders. De laatste term wordt door Rijkswaterstaat gehanteerd, maar het gaat bij mijn opleidingen om hetzelfde specialisme, namelijk de bewaking van de tunnelveiligheid. Het gaat om de mensen die 24/7 vanuit hun controlekamers de veiligheid in de tunnels bewaken met camera’s en controlesystemen. Zij moeten weten wanneer en hoe ze moeten ingrijpen als er iets mis gaat, zodat de gevolgen zo beperkt mogelijk blijven. Daar bestaat geen gecertificeerde opleiding voor, maar uiteraard moeten ze voldoende kennis hebben van de werking en bediening van alle veiligheidssystemen en van noodprocedures en calamiteitenplannen. Ik maak ook de lesmaterialen voor de specifieke groep en werk altijd volgens het OTO-principe (Opleiden, Trainen, Oefenen). Veel planvorming en risicobenadering bij tunnelveiligheid is ontstaan met de goede ideeën uit de petrochemie als inspiratiebron. Het (verplichte) veiligheidsbeheerplan lijkt sterk op het veiligheidsrapport van een BRZO-bedrijf. Er zit altijd een QRA (Quantitative Risk Analysis) in, net zoals bij de omgevingsrisico’s in de petrochemie. Behalve dat tunnels aan de wetten en richtlijnen moeten voldoen, is er ook een vergunning nodig van het bevoegd gezag, meestal de gemeente waarin de tunnel ligt. De vergunningsverlener moet akkoord gaan met het veiligheidsbeheerplan voordat een tunnel in bedrijf mag. Die vergunning wordt elke zes jaar opnieuw bezien en dat is best een complex proces, mede doordat tunnels vaak op grenzen van gemeenten en veiligheidsregio's liggen. De complexiteit ligt vooral bij de afhandeling van incidenten en calamiteiten; bij de procedures die in samenspraak met hulpverleningsdiensten zoals brandweer, politie en ambulancedienst moeten worden opgesteld. Gelukkig worden er heldere afspraken gemaakt over handhaving, taakverdeling en bevoegdheden. Al is het alleen maar om onduidelijkheden te voorkomen als er een calamiteit is."

Jij bent vooral bezig met de rijkstunnels in de regio Rotterdam. Hoe ben je daarin verzeild geraakt?
Van Rijt: "Eigenlijk via Arcadis. Ik ben bewust van de gehandicaptenzorg overgestapt naar het bedrijfsleven, vooral omdat ik heel veel met ambtelijke zaken te maken had en dat werd me allemaal te stroperig. Bovendien zit er voldoende toekomst in tunnelveiligheid. Er staan de komende vijf jaar flink wat renovaties op het programma en het tunnelwereldje is maar heel klein."

Is dat een aanbeveling om aan de studie te gaan en tunnelveiligheidsdeskundige te worden? Hoe doe je dat trouwens?
Van Rijt: "Dat zou een veiligheidskundige zeker kunnen overwegen. Tunnelveiligheid is interessante materie, zowel in de bouwfase als in de exploitatiefase. Er bestaat echter geen kant-en-klare opleiding voor; je moet het in de praktijk leren. Er zijn wel overkoepelende kennisorganisaties. Zo is er sinds 2014 het Kennisplatform Tunnelveiligheid, een initiatief van het COB (Centrum voor Ondergronds Bouwen), gefinancierd door het ministerie van I&M. Het KPT is een loket voor generieke, bestaande kennis over tunnelveiligheid waar professionals terecht kunnen met hun vragen over tunnelveiligheid. Vanuit het KPT is er een 'verdieping' ontstaan die specifiek ingaat op het aantonen van veiligheid bij niet-rijkstunnels. Daar kan kennis worden gedeeld tussen tunnelbeheerorganisaties van niet-rijkstunnels. Voor rijkstunnels is al heel veel geregeld en vastgelegd door Rijkswaterstaat, voor lokale tunnels is er beduidend minder standaardisatie. Dat betreft bijvoorbeeld de stedelijke tunnels die zijn ingebed in vaak zeer complexe bebouwde omgevingen met druk lokaal verkeer. Maar opleiden doen de genoemde platforms niet. Als een organisatie een tunnelveiligheidsexpert zoekt, dan kunnen ze niet even aan de boom schudden en een keuze maken. We zitten bovendien in een periode dat tunnelexploitanten en overheden veel expertise af laten vloeien of het bewust extern inhuren en zelf willen sturen op het proces."

Dat lijkt me wat zorgwekkend.
Van Rijt: "Dat is het in mijn optiek ook. Ook ik heb in consignatie diensten gedraaid als calamiteitencoördinator. Per contract uitbesteed door de eigenaar. Ik heb meegemaakt dat opdrachtgevers tijdens serieuze besprekingen over veilige exploitatie nadrukkelijk aangeven dat ze vooral ontzorgd willen worden. Maar je kúnt geen afstand nemen van je verantwoordelijkheid en alles vastleggen in een contract met een aannemer, ook niet als die aannemer je al twintig of dertig jaar veilige diensten bewijst. Gelukkig zijn calamiteiten erg zeldzaam, maar bij de brand in de Heinenoordtunnel (2014, één dodelijk slachtoffer, red.) is achteraf ook goed gekeken naar de ketenaansprakelijkheid. Inspectiediensten zijn daar ook zeer op gespitst. Die brand heeft een goed inzicht gegeven in de robuustheid van procedures en protocollen en het heeft het belang van gezamenlijke oefeningen aangetoond."

Jij leidt tunneloperators op. Je moet ingewikkelde materie toegankelijk maken voor mensen in een niet zo hoog gekwalificeerd beroep.
Van Rijt: "Dat verschilt heel erg; de ene organisatie legt de lat een stuk lager dan de andere. De groep waar ik nu OTO-trainingen  aan geef, moet vanuit hun organisatie ook nog een MBO-2-niveau halen. Dan moet ik dus niet aankomen met het Rijkswaterstaatjargon en soms moet ik heel rustig aan doen en zaken herhaaldelijk uitleggen. Ik moet veel platslaan, vereenvoudigen en in eenvoudige taal verwoorden. Maar het geeft me wel veel voldoening als er straks prima opgeleide krachten bij de Maastunnel zitten."

Zelf ben je naast IVK ook HVK geworden. Waarom?
Van Rijt: "HVK stond al lang op mijn verlanglijstje, maar pas toen het management bij Arcadis besloot tot verdere professionalisering was de kogel door de kerk en mocht ik de opleiding gaan doen. Die kans heb ik met beide handen aangegrepen. Zoals ik al zei heb ik meer met de praktijk dan met stroperige politieke beleidsmakerij. Dat vind je al meer dan genoeg in de regio rond Den Haag."

Op welke risico’s moet je bedacht zijn bij tunnels, en met wat voor installaties worden die beheerst?
Van Rijt: "Het belangrijkste risico is brand. De meeste tunnels in Nederland zijn categorie D; daar mogen bijna geen gevaarlijke stoffen doorheen en er is een goede omrijmogelijkheid. De Koning Willem Alexandertunnel in Maastricht is een van de tunnels van categorie A, omdat het de enige manier is om bijvoorbeeld de transporten van gevaarlijke stoffen van industriepark Chemelot niet door de stad te hoeven leiden. Die tunnel is bijvoorbeeld voorzien van een waterscherm aan de uitrijzijde, maar de voornaamste technische veiligheidsinstallatie is de regelbare ventilatie, voldoende voor een 200 megawatt-brand. Bij een brand gaat die ventilatie op volle kracht aan, mét de rijrichting mee."

Waarom is dat?
Van Rijt: "Vóór een ongeval staat file, na het ongeval rijdt het verkeer door naar de uitrijzijde. De file mag niet in de rook staan, vandaar die ventilatierichting. De automatische vluchtrichtingsaanduiding staat daarom ook altijd tegen de rijrichting in, zelfs als een ongeval vlak bij het einde van de tunnel plaatsvindt. In de Koning Willem Alexandertunnel van 2,3 kilometer lang kan dat dus meer dan twee kilometer lopen betekenen. Om intreding van rook in de naastgelegen andere tunnelbuis te voorkomen, gaat daar de ventilatie juist tegen de rijrichting in. Bij de in- en uitgangen staat dus een groot cluster ventilatoren, met (richtingsomkeerbare) ondersteuningsventilatoren in de tunnel. Een separate vluchttunnel staat onder overdruk, zodat die altijd rookvrij blijft. Verder zijn sommige tunnels voorzien van lineaire temperatuurdetectie, rookdetectie en uiteraard van camera’s, signalering en communicatiesystemen."

Heb je je ook verdiept in tunnelbouwkundige zaken?
Van Rijt: "Een beetje, maar het is niet mijn expertise. De bouw is een zaak van de tunnelbouwkundig ingenieurs, en dat is een vak apart. Tunnels kun je op twee manieren bouwen: je kunt afzinken of boren. Bij boren hoef je aan het oppervlak in principe niets te verstoren, maar het is zeker niet vrij van risico's; kijk maar naar de verzakkingen die bij de bouw van de Noordzuidlijn optraden. Waar je bij tunnelconstructies in de slappe Nederlandse bodem rekening mee moet houden is het risico van opdrijven. Caissons van afgezonken tunnels worden daarom vaak verankerd in de bodem. Er wordt fors aan gerekend en gemeten, en het is ook wel eens misgegaan: bij de bouw van de tunnel tussen Delft en Schiedam werd onder de tunnelbuis zwaar bemalen – 450m3 per dag –  omdat er kwelwater uit de diepere grondlagen omhoog kwam. Het zijn omstandigheden die je niet in de hand hebt en ook niet altijd kunt voorzien; het zijn spannende aspecten van tunnelbouw."

Ik wil nog veel meer weten, maar morgenochtend moet je weer fris voor de klas.
Van Rijt: "Zo is het, dus dat houd je tegoed. Denk maar aan me de volgende keer dat je een tunnel inrijdt."
(MC)


Zie ook www.cob.nl, onderdeel tunnels en veiligheid
Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.