Voorpublicatie Chemie Magazine: Alles doen om blootstelling aan kankerverwekkende stoffen te reduceren

De vermindering van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen op het werk staat hoog op de agenda bij overheden, branche- en werkgeversorganisaties en vakbonden. Dirk van Well van de VNCI en Diana Martens van de Inspectie SZW gaan in op het belang van maatregelen om de blootstelling zo veel mogelijk te reduceren en op de insteek van de inspecties die in mei zijn gestart.  

De VNCI vindt het net als overheden, vakbonden en andere branche- en werkgeversorganisaties belangrijk dat chemiebedrijven voldoende aandacht besteden aan het beschermen van hun medewerkers tegen blootstelling aan kankerverwekkende stoffen op de werkplek, benadrukt Dirk van Well, senior beleidsmedewerker Stoffen en Arbeidshygiëne van de VNCI. Het belang van een gezonde werkplek en het voorkomen van kanker door een te hoge blootstelling, vereisen volgens hem voortdurende aandacht van het management van chemiebedrijven. "Op de korte termijn is er vaak meer urgentie voor medewerkers die door een incident, zoals struikelen, niet inzetbaar zijn. Kanker openbaart zich vaak pas na tientallen jaren, soms als medewerkers al met pensioen zijn. Bovendien spelen bij het ontstaan van de ziekte ook andere factoren mee, zoals een ongezonde levensstijl, erfelijkheid en luchtverontreiniging. Daarom is het lastig om een duidelijk verband te leggen", aldus Van Well.

Ook Diana Martens, projectleider gevaarlijke stoffen van de Inspectie SZW, stelt dat het ingewikkeld is om aan te tonen dat er een directe relatie is tussen werk en kanker. "Tegelijkertijd is het zo dat van een aantal stoffen bekend is dat er een duidelijke relatie is met arbeidsgerelateerde kanker." Zo krijgen volgens het RIVM jaarlijks 90.000 tot 150.000 mensen in de EU te horen dat ze kanker hebben door blootstelling aan kankerverwekkende stoffen op hun werk. Uiteindelijk sterven hieraan 60.000 tot 105.000 mensen per jaar. In de meeste gevallen lopen werknemers kanker op door het werken met asbest, anderen krijgen de ziekte door blootstelling aan steengruis en andere (chemische) stoffen. Alleen al de zorg en behandeling van deze kankerpatiënten kost de EU-landen 2,4 miljard euro per jaar. Daar komt nog 2 tot 5 miljard euro per jaar bij doordat ze niet kunnen werken.

Niet-reguliere situaties
De VNCI biedt dan ook al geruime tijd ondersteuning aan de achterban om de blootstelling op de werkplek zo laag mogelijk te houden. "De afgelopen tien jaar hebben wij er tijdens de jaarlijkse stoffendag voortdurend aandacht aan besteed", zegt Van Well. "De inspectieresultaten tonen aan dat chemiebedrijven steeds beter in staat zijn om aan hun wettelijke verplichtingen te voldoen. Bovendien maken chemiebedrijven meestal gebruik van gesloten systemen om chemische stoffen te produceren."

Volgens Martens vindt de blootstelling in de chemische industrie inderdaad vooral plaats bij niet-reguliere situaties, zoals incidenten en onderhoudstops. Maar in hoeverre die boven een onaanvaardbare grenswaarde ligt, weet ze niet. "Dat zullen de inspecties in de komende maanden moeten uitwijzen."
Van Well is het met haar eens dat niet-reguliere situaties de kans op blootstelling vergroten. "Daarom besteedt de VNCI ook veel aandacht aan het stimuleren van goed opdrachtgeverschap. Bijvoorbeeld door chemiebedrijven te ondersteunen met de ontwikkeling van instrumenten die ervoor zorgen dat contractors tijdens een onderhoudstop niet in aanraking komen met kankerverwekkende stoffen. Dat begint al bij de poortinstructie en krijgt op de werkplek een vervolg door werkvergunningen en last minute risicoanalyses. Daarnaast stimuleert de VNCI dat chemiebedrijven goede praktijken met elkaar delen."

Grenswaarden
Grenswaarden die aangeven wat de maximaal toegestane concentratie van een kankerverwekkende stof op de werkplek is, zijn belangrijk om medewerkers tegen kanker te beschermen. Voor een groot aantal stoffen zijn echter geen grenswaarden beschikbaar. Hoe kunnen chemiebedrijven deze waarden zelf vaststellen? Volgens Martens is er al veel informatie beschikbaar, maar is het lastig om de gegevens boven water te krijgen. "Daarom raad ik aan op sites van de Sociaal Economische Raad, het Europees Chemicaliënagentschap en de Duitse arbeidsinspectie te kijken. Daarnaast is het voor downstream-users goed om gesprekken met leveranciers en afnemers te voeren om informatie uit te wisselen. Verder kunnen bedrijven deskundigen inhuren om de grenswaarden vast te stellen."

Van Well benadrukt dat de verplichting voor chemiebedrijven om zelf grenswaarden vast te stellen al langer bestaat. Sommige chemiebedrijven werken volgens hem met honderden stoffen waarvoor nog geen grenswaarden bestaan. "En dan is het lastig om voor alle stoffen grenswaarden vast te stellen. Dat neemt niet weg dat het goed mogelijk is om te prioriteren en modellen te gebruiken om snel en eenvoudig te concluderen of er voor bepaalde stoffen extra maatregelen nodig zijn."

Minimaal beschermingsniveau
De VNCI is overigens bezig om in nationaal en Europees verband de procedure om tot grenswaarden te komen, te verbeteren. Dat hangt samen met de ambitie van demissionair minister Lodewijk Asscher van SZW om voor minimaal vijftig stoffen grenswaarden vast te stellen. Nadat de Europese Commissie vorig jaar al een voorstel had gedaan om voor dertien stoffen Europees bindende grenswaarden in te voeren, heeft ze begin dit jaar voor nog eens vijf nieuwe stoffen grenswaarden vastgesteld en aangekondigd nog dit jaar met een derde voorstel te komen. Lidstaten mogen wel lagere, maar geen hogere grenswaarden vaststellen, zodat het minimale beschermingsniveau overal in de EU gelijk is. Van Well: "Het VNCI-voorstel is erop gericht werkgevers te verleiden om zelfs als ze aan de grenswaarden voldoen, de blootstelling nog verder te beperken. Chemiebedrijven zijn immers verplicht op grond van de Arbowet werknemers een gezonde en veilige werkomgeving te bieden."

Wat gaat de inspectie SZW precies controleren?
De Inspectie SZW heeft zes experts op het gebied van blootstelling aan kankerverwekkende stoffen vrijgemaakt. Tot het einde van het jaar bezoeken de specialisten dertig tot veertig bedrijven. Ze kijken naar alle aspecten van de naleving van de regelgeving, zoals de aanvullende registratieplicht voor kankerverwekkende stoffen en de verplichting om volgens de arbeidshygiënische strategie STOP (substitutie, technische maatregelen, operationele maatregelen en persoonlijke bescherming – in die volgorde) de blootstelling zo veel mogelijk te voorkomen. Bedrijven moeten kunnen aantonen waarom ze de kankerverwekkende stoffen niet kunnen vervangen. Als er geen alternatieven zijn voor deze stoffen, moeten ze aantonen dat ze hun medewerkers optimaal beschermen. Wanneer bepaalde zaken niet conform de regels zijn, gaan de bedrijven een traject in tot alles in orde is.

Het project vindt plaats in het kader van het programma 'Bedrijven met Gevaarlijke stoffen 2016-2019', bedoeld voor de chemische industrie en andere sectoren waarin veel met gevaarlijke stoffen wordt gewerkt. De inspecties zijn in eerste instantie gericht op bedrijven die werken met de volgende stoffen en stofgroepen: chroom-6, formaldehyde, benzeen en andere kankerverwekkende stoffen in aardolieproducten zoals 1,4-butadieen en PAK’s , acrylamide, grondstoffen kunststofproductie (vinylchloridemonomeer, epichloorhydrine, acrylonitril, perfluoroctaanzuur [PFOA], tetrafluorethyleen en carbonanotubes [CNT]). Daarnaast is er mogelijk extra aandacht voor trichloorethyleen, cytostatica en dichloormethaan. Dit betekent echter niet dat de Inspectie SZW zich uitsluitend op deze stoffen zal richten. Bij de selectie van bedrijven gaat de Inspectie uit van een zekere mate van complexiteit van het bedrijf. Er zullen dus ook BRZO-bedrijven geselecteerd worden.

FNV: ‘Substitutie moet hoger op de agenda’
Voor FNV-beleidsmedewerker Wim van Veelen is substitutie een onderwerp dat hoger op de agenda moet. De vraag of een kankerverwekkende stof niet kan worden vervangen door een niet-kankerverwekkende stof komt volgens hem onvoldoende aan bod en wordt te weinig gesteld. "Dat vind ik jammer, want met substitutie ben je meteen van het probleem af en vervalt de schuldvraag richting de werkgever", zegt Van Veelen.

Preventie van arbeidsgerelateerde kankers door substitutie, het scheiden van bron en werknemer, het stellen van scherpere grenswaarden en de blootstelling zo laag en kort mogelijk houden, zorgt volgens hem voor een enorme vermindering van het aantal arbeidsgerelateerde kankers. "Belangrijker nog vind ik dat je zo het immense verdriet bij de mensen die het overkomt en hun families verzacht. Kanker krijgen door werk aan het einde van je carrière is een afscheidscadeau uit een horrorscenario."
Van Veelen wijst verder op het gevaar van blootstelling tijdens niet-reguliere situaties, zoals onderhoudstops. "Contractors kunnen prijsvechters zijn. Wanneer partijen voor niet-reguliere situaties contractors voor een te lage prijs inkopen, kan te weinig inzet van goed gekwalificeerd personeel leiden tot ongewenste situaties. Een klus wordt een haastklus, de werk- en tijdsdruk leiden vervolgens tot minder zorgvuldigheid. En dat kan weer ongelukken veroorzaken. Onverwachte hoge blootstelling door onachtzaamheid ligt dan op de loer. En dat is net zo goed een ongeluk", aldus Van Veelen.

Bron: Voorpublicatie Chemie Magazine
(tekst: Adriaan van Hooijdonk)
Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.