De OVV deed het onderzoek naar aanleiding van een olielekkage in juni 2018. Het lek ontstond doordat een lege chemicaliëntanker een steiger raakte, waardoor de enkelwandige brandstoftank werd doorboord. Door het lek stroomde ruim 200 ton ruwe stookolie in het water en dat leidde tot flinke milieuschade, zoals honderden met olie besmeurde vogels.
De Onderzoeksraad vindt dat de Rotterdamse haven rekening moet houden met de aanlegplaats van schepen met enkelwandige brandstoftanks, die bij een botsing gemakkelijker lek raken. Die schepen zouden ook met sleepboten ondersteund kunnen worden.
Daarnaast zouden er extra veiligheidseisen moeten komen aan schepen met enkelwandige brandstoftanks en minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) zou het uitfaseren van dit soort schepen 'op de internationale agenda' moeten zetten.
Instanties onvoldoende voorbereid op olielekkage
De raad vindt ook dat het Havenbedrijf Rotterdam, Rijkswaterstaat en de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond onvoldoende waren voorbereid op een grote olielekkage, zoals die in juni 2018 ontstond.Zo hielden die organisaties geen rekening met olie die zich zou vermengen met water, waardoor het in de 'diepere waterlagen' van de haven terecht zou komen. 'Essentiële informatie ontbrak bovendien, waardoor de oliebestrijders onvoldoende zicht hadden op het tempo waarmee de olie zich verspreidde. De olie raakte letterlijk uit het zicht', aldus de Onderzoeksraad.
Lees ook:
het Rapport Olielekkage haven Rotterdam -
en het Commentaar op conceptrapport Olielekkage haven Rotterdam -
Bronnen: OvV en NU.nl