In januari 2020 ontving de Inspectie SZW 719 gebundelde meldingen vanuit de universitaire actiegroep WOinActie (zie het rapport Inventarisatie Inventarisatie Omvang en Gevolgen van Structureel Overwerk aan de Nederlandse Universiteiten), gesteund door en in samenwerking met de sector Wetenschappelijk Onderwijs en Onderzoek van de Algemene Onderwijsbond (AOb) en FNV Overheid. Reden voor de Inspectie om aan alle universiteiten te vragen om de plannen die zij hebben op het gebied van werkdruk, ongewenst gedrag/discriminatie en arbeidstijden aan te leveren. De plannen van de 14 universiteiten zijn beoordeeld op deze thema’s. Een aantal door WOinActie en in de meldingen naar voren gebrachte punten reikten verder dan de bevoegdheid van de Inspectie SZW. Deze punten zijn in de beoordeling van de actieplannen dan ook niet meegenomen.
De Inspectie SZW heeft alle universiteiten laten weten dat voor een succesvol arbobeleid - en dus ook PSA-beleid - een goede betrokkenheid en samenwerking met de medewerkers van groot belang is. Uit de reacties van verschillende ondernemingsraden van universiteiten naar aanleiding van de interventie vanuit de Inspectie SZW, blijkt dat het betrekken en samenwerken met (vertegenwoordigers van) medewerkers voor een deel van de universiteiten zeker nog verbetering behoeven.
Arbeidstijden
De Inspectie SZW heeft gekeken naar het beleid van universiteiten rondom arbeidstijden. Het is belangrijk dat de werkgever zorgt dat een werknemer niet te lang doorwerkt en voldoende rust geniet. Een deel van het wetenschappelijk personeel valt niet onder de registratieplicht en de arbeids- en rusttijdennormen van de Arbeidstijdenwet. Dit is het geval als het voor uitvoeren van het onderzoek noodzakelijk is om van die verplichtingen af te wijken of als hun salaris boven een bepaalde loongrens ligt. Uit de bevindingen van de Inspectie SZW blijkt dat de hier geconstateerde problematiek voor de medewerkers, die uitgezonderd zijn van de registratieplicht en de arbeids- en rusttijdennormen van de ATW, niet vanuit de invalshoek van arbeidstijdenwetgeving kan worden opgelost. Op basis van een analyse van de actieplannen, de meldingen en de achterliggende problematiek komt de Inspectie SZW dan ook tot de conclusie dat een benadering van de problematiek primair vanuit werkdruk meer voor de hand ligt.Werkdruk
De Inspectie constateert uit de actieplannen dat veel van de (voorgenomen) maatregelen van de universiteiten zijn gericht op het individu in plaats van dat er sprake is van een bronaanpak. Er wordt dan ook niet op een systematische manier gekeken of de te treffen maatregelen aansluiten bij de achterliggende oorzaken van de problematiek.Discriminatie
Als het gaat om discriminatie op de werkvloer oordeelt de Inspectie dat er onvoldoende aandacht is voor het op adequate wijze inventariseren van de arbeidsrisico’s als gevolg van discriminatie. De inventarisatie van risico’s vindt daarnaast niet plaats op basis van een analyse van de bestaande beschikbare gegevens (ook niet uit het verleden), maar als reactie op incidenten.Ook zijn de verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor het aanpakken van discriminatie niet altijd duidelijk omschreven. Bijvoorbeeld: wie is verantwoordelijk voor het coördineren en verwerken van meldingen en signalen nadat de klachten zijn ingediend. De organisatie van de nazorg voor slachtoffers van discriminatie en seksuele intimidatie lijkt ook onvoldoende goed geregeld te zijn.
Als het gaat om interne werving en selectie dan constateert de Inspectie dat slechts een enkele universiteit hiervoor duidelijke richtlijnen heeft opgesteld.
Vervolg
De universiteiten en het ministerie van OCW zijn nu aan zet. Het ministerie van OCW heeft aangegeven hiervoor gesprekken met de universiteiten en vakbonden te organiseren.De Inspectie SZW houdt de vinger aan de pols door ieder half jaar een gesprek met actiegroep WOinactie te voeren over de stand van zaken.
Lees het complete rapport WOinActie waarin verslag wordt gedaan van de acties en bevindingen van Inspectie SZW.
Bron: Inspectie SZW