Toxicologe Jolanda Willems maakt complexe mechanismen inzichtelijk

Gezondheidsschadelijke stoffen zijn regelmatig onderwerp van politiek debat en van discussie op en rond de werkvloer. Arbeidshygiënisten en veiligheidskundigen strijden voor terugdringing van blootstelling en gebruiken daarbij wetenschappelijke kennis: modellen, uitgewerkte resultaten van medische experimenten en onderzoeksgegevens uit de praktijk. Als gegevens van vermoedelijk schadelijke stoffen er (nog) niet zijn, geldt in arboland het voorzorgsbeginsel: gebruik ze nog maar even niet. Soms stuit dat op zware tegenstand en grote economische belangen; zie onder andere PFAS, kolencentrales en werk- en voertuigen met dieselmotoren. Jolanda vormt graag een brug tussen wetenschap en praktijk. En ze vertelt er graag over, met héél veel kennis van zaken.

Biografie
Jolanda Willems (1966) begon haar studie met een opleiding klinische chemie. Dat die hbo-opleiding eigenlijk niks voor haar was wist ze al vanaf de eerste dag. Desondanks rondde ze de opleiding af, waarna ze biomedische gezondheidswetenschappen ging studeren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Het leek haar leuk en nuttig om mensen te kunnen adviseren over gezondheid. Tijdens haar studie kwam ze in aanraking met inspirerende collega’s die de wetenschap in de praktijk toepasten, iets wat ze inmiddels zelf enthousiast doet
op het gebied van beroepsziekten. Ze vindt het zuur om te zien dat heel veel aandoeningen eenvoudig te voorkomen waren geweest met inzichten die er al heel lang zijn. Jolanda: ‘We wísten het, we kenden de oorzaken, maar blijkbaar hadden we onze kennis niet voldoende gedeeld met de échte belanghebbenden; de werknemers die jarenlang dagelijks worden blootgesteld.’ Jolanda is de wetenschap naar de praktijk gaan vertalen als geregistreerd arbeidshygiënist en toxicoloog. Daarbij werd ze ook nog ‘even’ hoger veiligheidskundige (omdat ze veel met VK’s werkte en zich wilde verplaatsen in hun denkwijze) en ging ze leiding geven bij een arbodienst. Om zich daarin te bekwamen haalde ze een MBA, terwijl ze daarnaast haar oude vakgebieden bijhield. Bij de arbodienst zette ze een expertisecentrum toxische stoffen op, tot ze in 2013 met enkele gelijkgestemden haar eigen tamelijk alternatieve ’onderneming startte: Prevent Partner. Dat is geen conventionele arbodienst (hoewel alle kerndeskundigheden er vertegenwoordigd zijn), maar een ‘deskundigheids- en onderzoekscentrumcentrum’, georganiseerd als open samenwerkingsverband tussen nu ongeveer dertig arbodeskundigen. Jolanda omarmt de principes van coöperatie en co-creatie, geïnspireerd door professor Jan Jonker, die als bedrijfskundige bekend is door zijn strijd voor duurzaam ondernemen, circulariteit en zijn visie op adviesrelaties. Jolanda zet zelf haar advieswerk weer op de voorgrond: méér gewone deskundigheid met liefde voor het vak, dat is wat we nodig hebben. In haar huidige samenwerkende rol voelt ze zich het prettigst; ze adviseert, schrijft, publiceert en studeert dat de vonken eraf vliegen.


De enorme breedte van de gezamenlijke vakgebieden toxicologie, epidemiologie, arbeidshygiëne en veiligheidskunde dwingt Jolanda tot het maken van lastige keuzes. Er is namelijk heel veel leuks te doen, maar om dingen goed te doen moet je er voldoende tijd in steken. Daarom is haar anderhalve dag in de week adviseurschap bij de GGD vervangen door een parttime aanstelling bij de Polikliniek mens en arbeid. Enerzijds werkt ze hier samen met klinisch arbeidsgeneeskundigen aan complexe vragen uit de praktijk van individuele medewerkers met mogelijke beroepsgerelateerde klachten die zijn doorgestuurd door bedrijfsarts of anderen. Anderzijds werkt ze mee met Lexces (Landelijk expertisecentrum stoffengerelateerde beroepsziekten). Het Lexces biedt slachtoffers van langdurige arbeidsblootstelling aan giftige stoffen de erkenning waar velen al zo lang voor strijden. Haar andere werkdagen gaan naar allerlei projecten op het gebied van gevaarlijke stoffen, arbobeleid & RI&E’s, het schrijven van liefst zeer toegankelijke rapporten en het trainen van collega-professionals, zowel academisch als praktisch.

Maandagochtendtelefoon

Jolanda beweert een avondmens te zijn, maar desondanks is ze op maandagochtend om acht uur al enthousiast aan de lijn voor een interview. Dat tijdstip komt door haar volle agenda. Jolanda vindt veel leuk; hoe diverser hoe beter. Dat ze sinds 1995 óók HVK is, leidt tot de vraag wat in haar beleving het opvallendste verschil is tussen een veiligheidskundige en een arbeidshygiënist. Jolanda: ‘Veiligheidskundigen zijn vaak directe aanpakkers, ze zijn bezig met dingen die je meteen ziet, vooral met acute risico’s. Oneerbiedig noem ik dat wel eens pats-boem-knal. Arbeidsongevallen hebben vaak een enorme impact; meer dan chronische ziekten. In de toxicologie en de arbeidshygiëne werk je onder meer aan blootstelling aan gezondheidsschadelijke stoffen en dat heeft vaak pas effect op langere termijn. Sluipende beroepsziekten die zich vaak pas openbaren als werknemers allang met pensioen zijn. Soms worden ze niet eens als zodanig herkend, of toegeschreven aan het noodlot; aan domme pech. Beroepsziekten hebben een minder urgent karakter dan een arbeidsongeval, wat overigens niet betekent dat aanpak minder belangrijk is. Er sterven namelijk veel meer mensen aan beroepsziekten dan aan arbeidsongevallen.*
* Tegenover 60 doden door arbeidsongevallen staan ca. 4.000 sterfgevallen door beroepsziekten (cijfers 2021). N.b: bij beroepsziekten ligt de gemiddelde leeftijd van slachtoffers hoger.

Waar ben je druk mee? Wat baart je zorgen?
Jolanda: ‘Klimaatverandering is een groot ding natuurlijk, net als het milieu en in mijn eigen vakgebied vooral de luchtverontreiniging in ons land, ook buiten de werkplek. Die is ernstig. Ik heb de afgelopen acht jaar met veel plezier parttime bij de GGD gewerkt als adviseur milieu en gezondheid. Dat lijkt heel erg op het werken als arbeidshygiënist, maar dan breder, want je beperkt je niet tot werknemers en blootstellingsrisico’s tijdens de arbeid: het gaat bij de GGD om alle mensen, jong en oud. In die periode is het me vooral opgevallen hoe slecht de luchtkwaliteit in ons land is, hoeveel mensen daar last van hebben en er te vroeg aan overlijden. Ze krijgen niet alleen astmatische luchtwegklachten, maar ook hart- en vaatziekten. De bredere oriëntatie bij de GGD vond ik heel inspirerend. Ik zag er ook de koppeling tussen werk en privé. Juist de arbeiders die op hun werk ernstig worden blootgesteld wonen ook vaak in de wat minder gezonde huizen op minder gezonde plekken. Als je dicht bij drukke wegen woont heb je een grotere kans op hartklachten.’

Is dat een typisch Nederlands fenomeen?
‘Nee, wereldwijd is het verband tussen fijnstof of luchtverontreiniging en hartklachten aangetoond. Twee jaar geleden heeft de WHO daar een rapport over gepubliceerd. Daarin werd onder andere gesteld dat de normen die we hier hanteren veel te ruim zijn. In Nederland heb ik zelf onderzoek mogen doen naar ultrafijnstofconcentraties door bromfietsen op fietspaden. Gemotoriseerde bromfietsen veroorzaken heel hoge piekblootstellingen aan fijnstof. Sommige brommers en scooters veroorzaken pieken die wel twintig keer hoger zijn dan de achtergrondconcentratie ultrafijnstof. Al die verontrustende inzichten leiden tot nieuw initiatief. Er is bijvoorbeeld het Schone Lucht Akkoord uit 2020*, waar alle provincies en een heleboel gemeenten zich bij hebben aangesloten. Het moet beter, schoner. Via omgevingsvergunningen werkt dat vanuit de overheid ook door bij bedrijven. Mobiele werktuigen worden geëlektrificeerd. Elektrisch rijden wordt gestimuleerd om uitstoot te concentreren op plaatsen waar het tot minder blootstelling leidt.’
*www.schoneluchtakkoord.nl

Toch ervaren we de blootstelling aan gezondheidsschadelijke stoffen nog niet als zeer urgent. PFAS wordt nog toegepast, asbest mag nog even blijven liggen en zelfs kolencentrales blijven open. Hoe kan dat?
‘We moeten eerst beseffen dat de grootste ziektelast door gevaarlijke stoffen komt. Maar de risicoperceptie is heel anders dan bij bijvoorbeeld werken op hoogte: jarenlang is er in bedrijven en bij ministeries heel weinig aandacht voor geweest. Jongeren gaan ook nog steeds roken met het idee dat het ‘hun tijd wel zal duren’. Tot ze vijftig zijn en met COPD worden geconfronteerd. Met alcohol is dat net zo. Tijdens Covid was er heel veel drukte over het vaak ontsmetten van onze handen met ethanolhoudende gel en de mogelijke effecten op termijn, zoals kanker, met name bij vrouwen. Bijzonder, als je die toch relatief beperkte blootstelling afzet tegen onze vrijwillige consumptie van alcohol. Hoe kankerverwekkend alcohol is werd pas wat breder bekend toen Arjan Lubach het erover had in zijn Avondshow*.
Avondshow Lubach - VPRO
https://www.youtube.com/watch?v=SLf46fzvedM&t=73s

Roken en drinken is een eigen keuze, blootstelling op het werk niet. Als we weten dat die arbeidsblootstelling ons leven heeft bekort, dan maken we er een zaak van, toch?
‘Dat proberen slachtoffers ook. Maar zelfs als ze kunnen aantonen dat ze ziek geworden zijn door blootstelling op het werk moeten ze jarenlang strijden voor erkenning en schadevergoeding. Ik probeer bij te dragen aan die erkenning door mee te werken aan Lexces*.’
*www.lexces.nl

Wat is Lexces?
Dat is het nieuwe expertisecentrum voor preventie en beoordeling van beroepsziekten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Lexces wil kennis ontwikkelen en gaat wetenschap bedrijven op het gebied van stoffen en beroepsziekten, maar wil die kennis ook verspreiden. We gaan ons ook richten op scholing. De bedoeling is dat slachtoffers erkenning krijgen en een vergoeding, óók zzp’ers. Nu is dat in Nederland nog moeilijker dan in vele andere Europese landen. Ik werk mee vanuit Polikliniek Mens en Arbeid van het Amsterdam UMC, één van de vijf instituten die het initiatief hebben genomen.’

Wie zijn er verder bij betrokken?
Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, RIVM, Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen en het IRAS (Institute for Risk Assessment Studies) van de Universiteit Utrecht. We hebben nu voor drie beroepsziekten al een eenmalige financiële tegemoetkoming beschikbaar; voor asbest-longkanker, allergische beroepsastma en schildersziekte. En er gaan er meer volgen. Voor arboprofessionals loont het zeker de moeite om het Lexces te volgen.’

Waarom nu pas? Hoe hebben we zo lang laks kunnen zijn?
‘We hebben jarenlang te weinig aandacht voor beroepsziekten gehad. Het onderzoek naar stoffengerelateerde beroepsziekten is stilgevallen. Dat is gebeurd in de tijd dat we de bedrijfsgezondheidszorg hebben geprivatiseerd, wat ik zie als een systeemfout. Het is tot de verantwoordelijkheid van bedrijven gemaakt. Hun prioriteit is dat de zaak blijft draaien, niet de preventie van beroepsziekten bij hun personeel in de verre toekomst. Bedrijfsartsen doen nu bijna niets meer aan preventie; ze hebben zich helemaal op ziekteverzuim gericht. In de jaren negentig bestond er nog serieuze bedrijfsgezondheidszorg. Ik werkte ooit bij een regionale bedrijfsgezondheidskundige dienst, een stichting in Land van Cuijk en Noord-Limburg, met 95 % aansluiting in de regio. Dat deden we met vijfentwintig collega’s.’

Bedrijfsartsen klagen nu over te veel werk en te weinig mankracht.
‘Ik hoor die klachten ook, want ik spreek ze regelmatig tijdens hun opleiding. Juist nu er een tekort is aan geregistreerde bedrijfsartsen zou je als beroepsgroep een vuist moeten kunnen maken, bijvoorbeeld via de beroepsvereniging. Eis dat je serieus aan preventie mag doen. Je moet dan ook de zelfstandige bedrijfsartsen meekrijgen, maar ik denk dat het nú de tijd is voor actie. Het is een beetje slap om je te verschuilen achter drukte, je werkgever of fout overheidsbeleid.’

Met het Lexces komt er dus meer aandacht voor slachtoffers van beroepsziekten. Je noemde asbestkanker, allergische astma en schildersziekte. Zijn er andere beroepsziekten die schreeuwen om aandacht?
‘Hartvaatzieken vormen een ondergesneeuwd onderwerp, terwijl het meteen na kanker de beroepsziekte is die de meeste sterfgevallen veroorzaakt. Kijk maar op de site van Volksgezondheid.* Hart- en vaatziekten door luchtverontreiniging op de werkplek, met name fijnstof van verbrandingsprocessen. Behalve dieselmotoren van zware werktuigen zijn dat bijvoorbeeld de tweetaktmotoren van bladblazers of kettingzagen. Daarnaast zijn ploegendiensten en nachtwerk voorname oorzaken.’
*https://www.vzinfo.nl/sterfte-naar-doodsoorzaak

Bij hart- en vaatziekten denk ik aan vet eten en weinig bewegen, niet aan bladblazers of nachtdienst.
‘Er zijn verschillende mechanismen die tot hart- en vaatziekten kunnen leiden. Dat lood neurologische aandoeningen veroorzaakt weten we al jaren, maar we tonen nu aan dat blootstelling ook tot hart- en vaatziekten leidt. We lopen in Nederland reuze achter met onze norm voor lood in het bloed, die nog steeds 700 microgram per liter is. Wij zouden ons aan moeten sluiten bij de EU (150 microgram/l). Naast lood zijn fijnstof en ultrafijnstof oorzaak van hartziekten. Ultrafijnstof gaat door het weefsel van de longblaasjes heen en komt zo in de bloedbaan terecht. We hebben fijnstof teruggevonden in de hartspier en het blijkt zich zelfs te verplaatsen via zenuwen. Omdat nu wordt aangetoond dat hart- en vaatziekten door arbeidsblootstelling worden veroorzaakt zal mijn volgende presentatie op het NVVA-congres over dat onderwerp gaan. Inzichten zijn nooit meteen verwerkt in normen en richtlijnen en bovendien moeten we prioriteren.’

Als nachtwerk en ploegendiensten ook hartklachten veroorzaken dan valt er een hoop te verbeteren.
‘We gaan er klakkeloos vanuit dat alles op afroep beschikbaar is. Waarom moet dat? Ik vind het vreemd dat er zo weinig maatschappelijke discussie is, bijvoorbeeld over dat nachtwerk. Als ik iets bestel in een webshop kan ik vaak niet eens aangeven dat ik het niet de volgende ochtend nodig heb. Dat zou ik graag doen, want meestal heb ik geen enorme haast en dan draag ik er liever niet aan bij dat mensen nachtdiensten moeten draaien.’

Vind je dat een probleem? Misschien willen mensen graag nachtdiensten draaien.
‘Het hoeft geen probleem te zijn, als werknemers er zelf voor kiezen. Ik vraag er graag naar en heb zeker mensen gesproken die het juist geweldig vinden, bijvoorbeeld omdat een nachtdienst een uurtje korter duurt, omdat hun pauze meetelt bij de gewerkte uren, omdat ze overdag nog iets met hun gezin kunnen doen of gewoon omdat het beter betaalt. Maar het is wel aantoonbaar ongezond.’

Zijn er nog andere zorgwekkende ontwikkelingen of nieuwe risico’s?
‘Milieu is één van de maatschappelijke prioriteiten. Ons duurzaamheidsstreven, mede vanwege dat milieu, leidt tot nieuwe risico’s en nieuwe blootstellingen. Er komen bij het reinigen van vervuild materiaal, demontage of smelten stoffen vrij. Nieuwe processen geven nieuwe risico’s. We recyclen en bewerken vanalles dat vroeger werd gestort. Het ministerie van SZW heeft ook oog voor nieuwe risico’s in zijn visie 2040.’
*https://www.arboportaal.nl/campagnes/arbovisie-2040

Je onderzoekt, publiceert en presenteert veel en bent daarin bepaald geen bureauwetenschapper.
Dat contact met mensen maakt mijn werk zo leuk. Ik probeer zoveel mogelijk te vragen aan mensen tijdens mijn onderzoeken. Bijvoorbeeld of ze hun werk leuk vinden en wat er dan precies leuk aan is. Open vragen stellen. Ik ontmoet dan heel veel enthousiasme. Het leukste is het als ik samen met A&O-psychologen (arbeids- en organisatiekundigen, red) op stap mag. Het is mooi wat ze bij de RI&E via een interviewmethode boven tafel krijgen. Ook de energiebronnen in het werk, waar anderen vaak op werkdruk en werkstress focussen. Dat is superpositief. Samenwerken kan heel prettig zijn. Er zijn ook veel veiligheidskundigen die dat nog mogen ontdekken: het is echt zonde om alles alleen te doen. En over die RI&E: benadruk ook wat werkgevers allemaal al goed doen en wat ze vooral moeten behouden; de zogenaamde kritische succesfactoren. Dat is meer dan je denkt en het maakt de uitvoering vele malen leuker.’

Wat doen we verkeerd?
‘Er is veel afgedekt in de wet, maar niet in de praktijk. We lezen wetsteksten niet, stappen over dingen heen. We halen hooguit een paar doelvoorschriften naar voren en gaan daarmee aan de slag. Van andere dingen roepen we juist dat het in de Arbowet staat terwijl dat helemaal niet het geval is. Dat is denk ik wel een valkuil voor veel veiligheidskundigen, althans het is wat ik meen te zien. Ook wij arbeidshygiënisten zijn soms te selectief gefocust. We prioriteren te veel vanuit onze eigen winkel. Dan vergeten we bijvoorbeeld het Bouwbesluit, iets wat een bouwkundige niet snel zal overkomen, want die ademt Bouwbesluit. Onze selectiviteit leidt er dan bijvoorbeeld toe dat we doorschieten op het onderwerp legionella, inclusief controles en procedures, terwijl we zoiets als het aanbieden van een PAGO (periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek) helemaal niet meer doen. Ook de Arbeidsinspectie is selectief in de handhaving.’

Is daar iets aan te doen?
‘Control-F. Gewoon opzoeken in de bronnen zelf. Ken je de inhoud van het Bouwbesluit niet en ben je met een onderwerp bezig? Control-F met een paar goede zoektermen. Werkt ook in het Arbobesluit en andere wetgeving.’

Zei je dat het PAGO niet meer plaatsvindt?
‘Zelden op de manier zoals de wetgever heeft bedoeld. Terwijl het wel een recht is van de werknemer. Als een werknemer ergens last van denkt te hebben dan mag die gewoon naar de bedrijfsarts. Als werknemers voor het eerst nachtwerk gaan doen, moeten ze een intrede-PAGO aangeboden krijgen. Ook dat staat letterlijk in de wet. Dat is heel belangrijk, want mensen met suikerziekte of bijvoorbeeld hartklachten moet je extra begeleiden. Laten we gewoon de wet weer eens doorlezen. Mensen roepen rustig dat je maar vijfentwintig kilo mag tillen en dat dat in de wet staat, terwijl dat helemaal niet het geval is.* Tegelijk bieden bedrijven hun werknemers wél een periodieke cholesterolmeting aan, terwijl dat zelden zinvol is.
Toeters- en bellenbeleid is gewoon jammer van geld dat de werkgever maar één keer kan uitgeven.
*Er is jurisprudentie over de 23 kg die volgens het Amerikaanse NIOSH voor een gezonde, volwassen man als maximum tilgewicht geldt, onder ideale omstandigheden.

Omwille van de tijd mijn slotvraag: heb je nog tips of adviezen voor VK’s?
Mag het ook een leestip zijn? De Bosatlas voor de veiligheid. Van hoogspanningsmasten tot drukke wegen en statistische gegevens over roken vind je erin terug, geprojecteerd op de kaart van Nederland. Wat ik vooral leuk vind is hoe de cijfers verzameld zijn, wat ze zeggen en hoe men tot beoordeling is gekomen. O, en dan mijn pleidooi voor samenwerken: doe meer samen. Je maakt minder fouten, steunt elkaar en hebt meer plezier. Zelf werk ik het fijnst samen met bedrijven waar ik een goede interne contactpersoon heb; bijvoorbeeld een MVK die ergens tegen de grenzen van zijn kennis aanloopt. Die persoon brengt dan de taal en de begrippen van de werkvloer in, die ik dan probeer te hanteren in mijn rapportage. Uit principe werk in niet met standaardrapporten. Ik gebruik waar ik kan de taal van de mensen die ik adviseer. Als een cartoon duidelijker is dan tekst, dan kies ik de cartoon.’

Risico - Djanko
Een van de cartoons waarvoor Jolanda Willems en collega Tamara Onos de innovatieprijs van de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne mochten aanwenden: ze besloten het verschil tussen gevaar en risico in plaatjes uit te leggen.
https://www.arbeidshygiene.nl/een-beeld-zegt-meer-dan-duizend-woorden/ 
*zie ook de website van Jolanda’s bedrijf www.preventpartner.nl en het verslag van haar presentatie over hittestress tijdens het NVVK-congres in ons VK-magazine.


Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.