Erik Birkhoff, veiligheidskundige op eenzame hoogte

Met je naam in de VK-gids en een gewaardeerd Engelstalig artikel van jouw hand over rope access-opleidingen op LinkedIn loop je de kans dat iemand uit veiligheidskundige kringen contact met je opneemt. Bijvoorbeeld de redacteur van VK-stokpaard om wat vragen te stellen over die indrukwekkende acrobatiek. Die is namelijk niet voor iedereen weggelegd, want het vergt een behoorlijke fysieke conditie én een opleiding om veilig te kunnen en te mogen klimmen. Als je in industriële omgevingen gaat klimmen en abseilen om nuttige taken op hoogte uit te voeren, heet het rope access. Je moet immers ergens bij waar een ander níet bij kan, en je hebt er touw bij nodig (koord of lijn, voor de puristen). Behalve dat je een vaardige en gezonde klimmer moet zijn, heb je er voortdurend allerlei andere technische vaardigheden bij nodig. De ene dag moet je iets lassen, de andere dag bouten en moeren natrekken en in het weekend mag je – als het tegenzit – zitten toepen met de bemanning van een booreiland, bijvoorbeeld omdat de verf uit je kwast waait en de heli niet vliegt. Welkom in de wereld van de rope access.

Biografie
Erik Birkhoff (1980) was al jong een enthousiaste klimmer. Aanvankelijk was het klimmen een sportieve hobby in de buitenlucht, die hij vooral uitleefde in zijn schoolvakanties en tussendoor in de klimhal. Hij deed dat zó succesvol dat hij zich mocht inzetten als instructeur. Klimmen en abseilen tegen betaling, wie wil dat nu niet? Het klinkt aardig, maar instructie geven aan hobbyklimmers is geen vetpot, want uitbaters van klimfaciliteiten zien jouw instructie graag als liefdewerk, werk dat jij als ‘vrijwilliger’ en ‘medehobbyist’ ook wel tegen een onkostenvergoeding wilt uitvoeren. Het was rond de eeuwwisseling dat de eerste verzoeken binnenkwamen om technische klussen op hoogte uit te voeren, bungelend aan een touw. Rope access, een term die in Nederland nog niet echt was ingeburgerd. Zo leerden Erik en een paar klimvrienden hoe het was om werkzaamheden uit te voeren op plaatsen waar een ander niet bij kon. Erik maakte kennis met het van oorsprong Britse IRATA (Industrial Rope Access Trade Association) en volgde aanvullende trainingen waarmee hij erkend en gecertificeerd aan de slag mocht in de industrie. Vervolgens klom hij op tot supervisor, instructeur, auditor en (sinds kort) examinator. Veilig handelen is de tweede natuur van klimmers en van Erik, maar daarmee was hij nog geen veiligheidskundige. In 2011 werd hij MVK en in 2019 HVK.


Erik zit in de auto op weg naar een trainingslocatie in Duitsland als we hem per telefoon spreken. Handsfree en goed in de gordels. Het is vroeg in de avond en hij heeft nog zo’n twee uur te gaan naar zijn overnachtingsadres. Morgen moet hij vroeg en fris op, want hij heeft een IRATA-assessment uit te voeren, wat betekent dat hij de veilige klimvaardigheden van rope-accesswerkers moet toetsen aan de eisen die er door de internationale autoriteit aan zijn gesteld.

Erik, no offence, maar zijn er in Duitsland geen examinatoren te vinden?
‘Natuurlijk wel, maar niet op elke straathoek. We werken behoorlijk internationaal. Ook de standaarden en de eisen zijn internationaal. De voertaal is Engels. Van de week mag ik ook nog even naar Frankrijk voor een audit en ik heb net een assessmentklusje in Barcelona afgerond. Examinatoren zijn er meerdere, maar als IRATA-auditor ben ik momenteel nog de enige in de Benelux.’

Erik BirkhoffWie gesteld is op regelmaat of last heeft van hoogtevrees moet zijn heil niet zoeken in de rope-access, zo wordt al snel duidelijk. Aan Eriks verhaal is ook te horen dat hij niet elke dag om kwart over zes aan de aardappelen zit met zijn vriendin. West-Europa is zijn werkterrein en zijn bed mag best een tijdje in een hotel of op een winningsplatform staan. Natuurlijk vroegen we hem hoe hij, twee decennia geleden, van hobbyklimmer professioneel rope-accesswerker is geworden.
Erik:  ‘Ik werkte in de klimhal toen een paar vrienden een klusje versierd hadden. Er moest een sprinklerinstallatie worden gemonteerd in een zwembad. Waarom een zwembad een sprinklerinstallatie moest hebben was me niet helemaal duidelijk, maar het werd prima betaald, dus ik deed graag mee. We hebben het voor elkaar gekregen, met onze eigen invulling van het begrip veiligheid. Twee van mijn vrienden zijn na de eerste klusjes een bedrijfje begonnen in rope access. Ook ik liet me graag inzetten. Dat was pionieren, want we konden destijds niet aanhaken bij ervaren oude rotten in het vak. Die waren er in Nederland nog niet.’

Wat voor soort mensen gaat dit werk eigenlijk doen?
‘Mensen die van afwisseling en uitdaging houden, net als ik. Meestal jonge mannen, een enkele keer een vrouw. Als ik naar mijn eigen vriendengroep kijk dan zijn het avonturiers, maar niet per se thrillseekers of cowboys. Dat filtert zich wel uit in de opleiding. Als je wilt kun je wat van de wereld zien, want de certificering is internationaal. Bovendien is de instapdrempel ook nu nog vrij laag: er wordt geen harde eis gesteld aan je vooropleiding en met een stevige training van een week beheers je de beginselen voldoende om operationeel aan het werk te gaan. Die opleiding is wel stevig.’

Waren het voor jou ook de verdiensten die het aantrekkelijk maakten?
‘Laat ik dat een aangename verrassing noemen. Ik dacht bij mijn eerste industriële opdracht dat ze me brutaal zouden vinden als ik een euro meer per uur zou vragen dan ik bij de klimhal kreeg, maar ze boden me twee of drie keer mijn oude uurloon. Later bleek dat nog vrij zuinig, maar wij vonden het prima. We waren handige jongens met een goed stel hersens, maar we gingen liever klimmen dan een baan zoeken. Daarom was het zo leuk dat we met dat klimmen ook geld konden verdienen. In de offshore kon je twee weken tachtig uur in de week werken en dan kon je het als je wilde wel weer een paar weekjes uitzingen. Of in de zomer vier maanden keihard werken en in de winter vakantie nemen. Natuurlijk gaat het op de langere termijn niet alleen om het geld. Toen we onze eerste echte industriële klus uitvoerden bij Tata Steel was dat een behoorlijke cultuurschok. Wij begrepen de risico’s van klimmen en hoogten, maar de industriële omgeving was voor ons tamelijk nieuw en ook zeker indrukwekkend.’

Is hangen aan een alp of een klimwand heel anders dan aan een hoogoven?
‘De verschillen zitten hem in de omgevingsrisico’s en natuurlijk in je taken. Je bent klimmer, maar je komt niet primair om te klimmen; het is een klus op hoogte, er moet werk worden uitgevoerd. In feite heb je telkens een ander beroep. Je bent tijdelijk schilder, elektricien of cameraman. De overeenkomst is dat je moet klimmen of abseilen om op je werkplek te komen. Het kan gaan om betonrenovatie, staalconservering, reiniging, hijs- of installatiewerk. Dat is reuze afwisselend en je leert heel veel. Geen week is hetzelfde.’

Maar je expertise blijft het klimmen, niet het aanbrengen van tweecomponentenhars in scheurtjes in windmolenwieken.
‘Het renovatiewerk aan windmolens is nu in opkomst. Er zijn rope accesswerkers die zich in bladreparatie specialiseren. Een beetje algemene handigheid hoort erbij en voor specifieke projecten worden teams aanvullend opgeleid. Ik heb collega’s die tegelijk gasmeetkundige zijn of met onafhankelijke adembescherming mogen werken, wat handig is in de petrochemie. Natuurlijk zijn er grenzen aan wat je allemaal tegelijk kunt weten en beheersen. Alles kunnen en er de papieren voor hebben gaat niet, en teams uitbreiden met allerlei specialisten stuit ook op bezwaren. Denk maar aan de beschikbare bedspace op een offshore-platform. Het is dus een kwestie van de juiste taakverdeling in de groep en de passende begeleiding. Ik ben bijvoorbeeld geen gecertificeerd lasser en ik zal ook nooit het niveau bereiken waar een echte lasser tien jaar voor nodig heeft gehad. Het is ook niet zo dat we altijd alles zelf moeten doen. We kunnen onszelf laten instrueren, zelfs met een cameraverbinding erbij, maar het is ook mogelijk om een specialist de eerste beginselen van het klimmen bij te brengen en hem of haar dan te begeleiden naar de werkplek. Om dat veilig te doen zijn we soms met drie klimmers actief. Dat maakt het kostbaar, ja. Het blijft altijd ook een economische afweging.’

Net als het overwegen van een steiger of een hoogwerker. Ik neem aan dat jullie ook wel eens gevraagd worden voor klusjes die best met een hoogwerker zouden kunnen.
‘Ook in dit werk geldt de arbeidshygiënische strategie: onze opdrachtgevers moeten altijd de veiligste alternatieven eerst hebben overwogen. Goede rope-accessbedrijven zullen hun opdrachtgevers daar ook aan herinneren. In principe doen we werk dat redelijkerwijs niet op een andere manier kan. Een hoogwerker inzetten op zee is nu eenmaal niet handig en windmolens zijn vaak gewoon te hoog.’

Waarom is in Nederland rope access pas zo laat op gang gekomen?
Erik Birkhoff‘We hebben hier geen bergen en bouwen ook niet heel hoog. In de Alpenlanden hakken ze al eeuwen tunnels uit, ontginnen ze bergwanden en hangen ze kabels in hoge masten terwijl we hier beken uitbaggeren en dijken bouwen. De meeste kabels kunnen we hier zo in de modder laten zakken. Wij hebben van oudsher een andere traditie. Op de paar plaatsen waar rope access nodig was, zoals op offshore winningsplatforms, huurde men Duitsers, Oostenrijkers of Engelsen in. Mensen uit gebieden waar de bergen hoger zijn dan de Grebbeberg. Maar inmiddels is het vak ook in Nederland volwassen geworden; ik denk dat er inmiddels tegen de duizend professionele klimmers te vinden zijn in ons land, maar exacte getallen heb ik niet.’

Jij was eerst klimmer, instructeur en auditor en werd pas daarna veiligheidskundige, waarom?
‘Die wens ontstond bij mij al vroeg. In het begin kwam er erg veel op me af waar ik als klimmer geen verstand van had. Aan klimmen en bijbehorende risico’s waren we wel gewend, maar in de industrie komen er plotseling een heleboel jargon en begrippen bij, en allerlei specialistische kennis. Ik moest natuurlijk wel mijn VCA halen, maar dat was erg basaal en ook niet echt moeilijk. Het projectwerk was indrukwekkend, elke week zaten we op een andere site en ik zag de verbanden nog niet. Dat kwam pas toen ik MVK deed. Nu maakt het niet meer uit of het JLA, TRA of HRA heet; ik snap hoe de veiligheid geborgd wordt.’

In jouw vakgebied moet veiligheid een tweede natuur zijn.
‘Absoluut. Het effect van een misser kan groot zijn. Je bent behoorlijk op jezelf en je collega’s aangewezen als er iets misgaat. Iedereen moet hulp kunnen verlenen aan collega’s; dat zit in de opleidingen. We zorgen altijd voor een specifiek reddingsplan waarin we ook kijken naar de spullen en de technieken die we toepassen. Zo’n plan wordt elke dag opnieuw beoordeeld en zo nodig aangepast. Dat is een andere manier van werken dan die van de collega’s op de grond: die gaan lekker aan de slag en kijken wel of en waar ze vastlopen, terwijl wij over alles tevoren hebben nagedacht. Als je elke week op een ander project zit dan heb je alleen al aan de risicoanalyses je handen vol. Voorwaarde is dat de opdrachtgever zijn veiligheidszaken ook op orde heeft. Ik ben zelf ook auditor voor rope access-certificeringen. Wat we heel belangrijk vinden is de competentie van de mensen. Hoe ze geselecteerd en opgeleid zijn. IRATA beheert een internationaal certificeringsschema voor bedrijven in deze markt. Dat is in Nederland breed geaccepteerd; zonder IRATA-certificering kom je in de industrie eigenlijk niet meer aan de slag. Ik ben de laatste om te roepen dat je het werk niet veilig zou kunnen organiseren zonder een certificaat, maar het is zeker een nuttig systeem. Het zorgt ervoor dat je samen een soort universele standaard hanteert waardoor je op een vergelijkbare manier werkt en ook weet wat je van elkaar kunt verwachten.’

Stelt IRATA ook de opleidingseisen vast?
‘Ja, en die eisen zijn pittig. Je moet sowieso elke drie jaar hercertificeren. Ook ik moet elke drie jaar weer opnieuw examen doen. Dat kan in Nederland bij diverse opleiders.’

Opleiden kan in een hal. Is dat niet schrikken als je daarna aan een windturbine hangt?
‘Een halletje van zeven meter hoog is inderdaad anders dan een windturbine van honderdvijftig meter. Maar het is net als ander hoogrisicowerk: je wordt meestal niet meteen in het diepe gegooid. Je gaat eerst mee op een geschikt project waar je begint met overzichtelijke ondersteunende taken. Op klussen voor meerdere mensen zijn de taken altijd verdeeld, de een geeft aan, de ander monteert. Ook moet er worden voorbereid of moeten er omgevingsrisico’s worden gemonitord en gecommuniceerd. Je houdt rekening met iemands ervaring en vaardigheid.’

Werken aan lijnen vergt veel van je: je moet een goede conditie hebben, geen epilepsie en geen hoogtevrees, niet zwaarlijvig zijn. Kun je dit werk blijven doen tot je achtenzestigste?
‘Dat zal je meevallen. Ik ken een flink aantal senioren die nog gewoon meedoen en ook hun certificering bijhouden. Dat je gezond bent spreekt voor zich, maar er is nog geen specifieke medische keuring, behalve de algemenere checks van NOGEPA voor de offshore. Ik ken mensen die als hulpje zijn begonnen die nu operations manager zijn bij een rope-accessbedrijf. Je kunt ook twintig uur in de week werken en de andere twintig uur zorgen voor je kinderen. Als je maar niet teveel hecht aan regelmaat. De meesten doen dat ook niet; die houden juist van de afwisseling. Ik heb collega’s die na een paar weken schilderwerk al weer heel erg aan iets anders toe zijn. Maar het werk biedt vele mogelijkheden: als je dat wilt kun je gestaag doorgroeien, elke twee jaar een level erbij. Je moet sowieso je skills bijhouden en fit blijven, maar je kunt je ook specialiseren in bepaalde taken of instructeur of auditor worden. Of veiligheidskundige, net als ik. De meesten van ons zullen hun draai niet kunnen vinden in een kantoorbaan.’

Je zei net dat de opdrachtgever ook zijn veiligheidszaken op orde moet hebben. Wat kan er beter?
‘De samenwerking in het algemeen. Ik ben ooit technisch manager geweest bij een operationeel bedrijf en heb daar ook meegemaakt hoe dat gaat met teams onderling en met de coördinatie. Die is gebrekkig. Ieder heeft zijn eigen taken en in de werkvoorbereiding wordt informatie soms al niet gedeeld of onterecht bekend verondersteld. Het is ook een hele toer om precies te weten wie wat doet: schoonmaakploegen, schilders, isolatiewerkers en lassers hebben allemaal hun eigen taken. De rope access-specialisten zijn een apart groepje dat niet gemakkelijk in het systeem past, omdat ze allerlei taken gecombineerd uitvoeren. Daardoor kan het gebeuren dat ze op een tankdak werken en dat ze niet is verteld dat daar ook veiligheidskleppen zitten die af en toe een pufje van een gevaarlijke stof aflaten. Dat is kwalijk en het is geen door mij verzonnen voorbeeld. Ook op het gebied van opleidingen kunnen er dingen beter. Alleen maar gericht naar examens toe werken is weinig effectief. Het moet beginnen met echte interesse voor de wereld om je heen en voor wat de ander doet. Zelfs veiligheidskundigen mogen zich dat aantrekken. Ik spreek ze regelmatig bij projecten en het is maar heel soms dat ik vragen krijg die echt hout snijden. Goede inhoudelijke vragen zijn zeldzaam. Het gaat om de veilige operationele samenwerking in potentieel gevaarlijke situaties. Rope-accessspecialisten zijn veiligheidskritische vakvolwassen professionals waar je iets van kunt opsteken. Die erkenning krijgen we niet altijd, terwijl het in ons werk maar zeer zelden misgaat. Ik betrek juist veiligheidskundigen graag bij ons werk en bied ze regelmatig aan om een dagje mee te lopen. Jammer als ze daar op het laatste moment geen tijd voor blijken te hebben. Maar ik blijf het aanbieden!’
Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.