De offshore mega-kroonsteen van HVK Jesse Don

Je moet het maar ter discussie durven te stellen bij je opdrachtgever: het statistische feit dat per miljard euro aan investering in windenergie op zee één arbeidsdode te betreuren zal zijn. Met een project van drie miljard zijn dat er dan drie. Als dat niet aanvaardbaar is, moet je het anders aanpakken. En nee, het wordt er niet goedkoper van. Jesse Don houdt ervan om te zeggen wat hij denkt. Dat deed hij als veiligheidskundige al, maar tegenwoordig werkt hij als Offshore Installation Manager. In die rol de zwaait hij de scepter over een van de grote transformatorstations in de Noordzee en heeft hij een nog iets dikkere veiligheidsvinger in de pap. Naast de arbeidsveiligheid is het borgen van de leveringszekerheid van elektriciteit zijn taak. Dat is meteen een onderwerp dat ons allen aangaat, want heel veel van wat we doen gaat niet zonder netspanning.

Biografie
Jesse Don (1986) trad na het behalen van zijn HAVO-diploma in dienst bij de politie Rotterdam-Rijnmond. Altijd handig als je dan een vlotte prater bent, vooral als je op straat met heel veel andere vlotte praters te maken krijgt. Tussen zijn behoorlijk vergrijsde collega’s kwam zijn bloei niet bepaald vanzelf tot stand. Hij volgde daarom een deeltijd-hbo-opleiding tot IVK, zegde op bij de politie en werd kwaliteits-arbo-milieumedewerker in de petrochemie. Én HVK, wat in die sector zeker een pré is. Na die opleiding werkte hij eerst bij een arbodienst en vervolgens als ingehuurd beleidsadviseur risicomanagement en bedrijfsnoodorganisatie bij de RET, HSSE-consultant en manager bij diverse offshore windparken en de laatste kleine vijf jaar als Offshore Installation Manager Grid Field Operations Offshore. Sorry voor al het Engels. In het Nederlands: Jesse is kapitein op een grote stekkerdoos op poten, ergens in de Noordzee, op een dikke vijftig kilometer varen vanuit Vlissingen. Tussendoor heeft hij zich ook nog beziggehouden met onbemande vliegtuigen (RPAS), operationeel en als belangenbehartiger voor deze jonge branche én maakte hij deel uit van de werkgroep Procesveiligheid van de NVVK. Zijn eigen onderneming heet JD-safety en hij is mede-oprichter van ESP Renewables, een netwerk van dienstverleners in de hernieuwbare energiemarkt. Hobby’s? Naast vrouw, kinderen, twee Siamese katten en een foxterriër rest daar eigenlijk weinig tijd voor. Hij is al blij als hij aan de boeken van Sydney Dekker toekomt.


‘Het offshore transformatorstation ontvangt de elektrische energie van de omliggende windturbines, transformeert de spanning van 66 kV (kilovolt) naar 220 kV en stuurt het vermogen via een onderzeese kabel naar de wal. Daar wordt het nogmaals getransformeerd en toegevoerd aan het landelijke 380 kV koppelnet, dat alle hoofdknooppunten in Nederland en verschillende daarbuiten met elkaar verbindt.’

Klinkt simpel, deze uitleg bij Jesses project, maar er zit heel wat aan vast. Het moet allemaal wel blijven draaien. Waar elektrisch vermogen wordt "aangeland" moet het netwerk voldoende robuust zijn om variaties in vraag en aanbod op te vangen. Enorme vermogens moeten vlot kunnen worden doorgeleverd en als plotseling de wind op zee luwt moet er elders héél snel vermogen worden bijgezet en gaat de energie eensklaps de andere kant op via het koppelnet. Dat lijkt eenvoudig, maar het is een prestatie van formaat dat de Nederlandse energiedistributeurs en de beheerder van het koppelnet onze netspanning zo nauwkeurig binnen de afgesproken limieten weten te houden. Als veiligheidskundige beseft Jesse Don goed hoezeer we afhankelijk zijn van netspanning. Voor een deel is dat "zijn" netspanning, afkomstig van de wind boven zee. Uitval van de elektriciteit, in Nederland gelukkig nog steeds een zeldzaamheid, zou voor heel veel klanten betekenen dat er noodprocedures in werking treden of zelfs dat hun dienstverlening of proces stokt. Recentelijk was de schade aan de elektriciteitskabels naar Tsjernobyl in het nieuws: de kernreactoren moesten middels noodaggregaten worden gekoeld om een meltdown te voorkomen, en dat op een snel slinkende en vanwege de bezetting beperkte dieselvoorraad. Zó kritiek kan het worden; een nachtmerrie voor risicospecialisten. Dat Tsjernobyl sinds 16 maart 2022 niet meer "aan het Russische net hangt" maar het West-Europese internationale koppelnet als back-up heeft moet voor de nucleaire operators al iets veiliger voelen. Hoe veiligheidskritisch alle voorzieningen in Nederland zijn weet niemand exact, tot in het detail en in hun onderlinge samenhang, maar Jesse wil zijn collega-veiligheidskundigen er graag even op wijzen. Neem het mee in al je risicobeoordelingen.

Jesse: ‘Over smart-grids ("zelfsturende" elektriciteitsnetwerken met communicerende componenten, red.) wordt tot op hoog niveau verwachtingsvol gesproken, bijna alsof het allemaal vanzelf gaat en al gerealiseerd is. De beginselen van het automatisch regelen van vraag en aanbod zijn veelbelovend en machtig interessant, maar we zijn nog lang niet in staat om onze problemen met die slimme technieken op te lossen. Natuurlijk werkt het in het lab prima, maar gezien de snelheid waarmee de elektrische auto opkomt en de nogal incidentafhankelijke politieke koers ten aanzien van kolencentrales, gasimport, wind- en zonne-energie heeft de energiesector het zwaar. Soms is met wat middelbareschool-natuurkunde heel vlot uit te leggen dat iets gewoon niet kan, maar dat is doorgaans een ongewenst geluid. Het strookt niet met de politieke ambities van beleidsmakers en komt niet aan.’

Dat is menselijk: we willen geen problemen benoemd zien maar verwachten oplossingen. Techniek staat immers voor niets.
‘Op kleinere schaal kan een flink aantal van de huidige problemen prima worden opgelost. Ook buiten de energietransitie, maar laten we ons beperken tot dit onderwerp. Een PV-installatie (zonnepanelen, red.) kan samen met een elektrische auto als buffer een huishouden off-grid draaiend houden, maar we zitten nu bepaald niet op die koers. We zijn onze bestaande systemen tot het uiterste aan het oprekken en doen intussen aan symptoombestrijding, terwijl we eigenlijk fundamenteel en radicaal anders zouden moeten gaan denken.’

Wat zou er op energiegebied fundamenteel anders kunnen?
‘De netverzwaringen gaan niet snel genoeg om onze transitie bij te houden, hoezeer we ons best ook doen. Dat merken ondernemers die geen vermogensaansluiting meer kunnen krijgen op hun nieuwbouwlocaties. Zonneparkexploitanten zien hun omvormers op zonnige dagen afschakelen vanwege een productieoverschot en daardoor een te hoge spanning op het net. Ik zie heil in decentralisatie, in duidelijke eilanden of subnetten die als zelfstandige eenheden bedrijfszeker kunnen draaien. Ik zie voordelen in een gelijkstroomnet, waarmee we een hele hoop technische hobbels bij het transport van energie en onderlinge koppeling en synchronisatie van wisselstroomnetten weg zouden kunnen nemen. In West-Europa zijn er helaas maar weinig grote denkers die onze fundamentele technische uitdagingen inzichtelijk maken voor politici. Politici die geen natuurkunde in hun vakkenpakket hadden. Dat is geen verwijt, maar wel lastig, want zij zetten onze langetermijnkoers uit.’

Dat zullen veel technici herkennen, dat ze zelden mogen uitleggen waarom iets niet kan of onhandig is. Daarbij durven mensen van natuurwetten en harde feiten te beweren dat het ‘ook maar meningen’ zijn.
‘Als je een ander narratief hebt dan het glorieuze pad dat beleidsmakers voor ogen hebben dan loop je kans te worden gecanceld. Men wil je dan niet horen. Zelfs met valide argumentatie moet je strijden om je plekje aan tafel te behouden. In de offshore wind word ik regelmatig geraadpleegd over bijvoorbeeld arbeidsrisico’s. Ik durf te beweren dat ik daar best wat verstand van heb, maar toch schuif ik soms aan met het gevoel dat men niet zit te wachten op mijn inzichten, en zeker niet buiten de scope van mijn opdracht. Het vak van de veiligheidskundige balanceert tussen productie en protectie. Onderaan de streep is het vaak het geld dat de doorslag geeft en als we teveel opschuiven naar de commerciële drijfveren dan benoem ik dat. Dan hebben we een race to the bottom ingezet. Als ik zie dat ontwerpcriteria of beslissingen de veiligheid niet dienen dan zeg ik het. En dan mogen we dus ook niet beweren dat veiligheid onze topprioriteit is. In dat verband kan ik je Managing the Risks of Organizational Accidents van James Reason aanraden. Hij beschrijft de balans tussen productie en protectie heel goed; hoe het vaak langdurig goed blijft gaan met als gevolg dat productie steeds meer gewicht krijgt. Tot het gruwelijk verkeerd gaat en we allemaal verbaasd staan te kijken naar de gevolgen van het incident.’

Inclusief de veiligheidskundige.
‘Vaak wel. Een geketende veiligheidskundige met een afgekaderde opdracht. Ik heb vaak in een adviserende rol naar management en directie gewerkt en ben een paar jaar geleden bewust overgestapt naar de productiekant. Nu geef ik veiligheid al aan de voorkant een rol; in de ontwerpfase en bij de planning van onderhoud en projecten. Ik denk dat ik op die manier meer bereik.’

Hoe ben je in je huidige baan in de offshore windenergie terechtgekomen?
‘Via mijn netwerk. Gewoon een oud-collega die vroeg of ik geen zin had om te komen helpen bij de opzet van het nieuwe park. Het was in de fase dat dit project nog van de grond moest komen en alles nog op losse schroeven stond. Op dat moment was dit het grootste park in de wereld, dat werd opgezet door een partij die zijn kwaliteiten nog moest bewijzen. Ik heb heel wat commentaar gekregen dat ik voor ‘die cowboys’ aan het werk ging, maar inmiddels is gebleken dat ze konden bouwen binnen de planning én binnen het budget. HSE was onderdeel van de employer requirements en het onderwerp moest in de aanbestedingsdocumenten. Daar heb ik aan bijgedragen in de periode rond de financial close en de aanvang van de operatie. Nieuwe hoogspanningsstations zijn sinds enkele jaren niet meer de verantwoordelijkheid van de parkexploitanten, maar van de landelijke beheerder van de koppelnet. Het demarcatiepunt (fysiek punt van overdracht; koppelvlak, red.) is voor ons park verplaatst van het aanlandingspunt naar de zee.’

Jij stuurt personeel aan, maar dat is tegenwoordig vaak niet in vaste dienst. Hoe denk jij over de manier waarop we onze arbeidsrelaties organiseren?
‘Een gewetensvraag. Er zijn naar mijn idee teveel recruitment offices met weinig toegevoegde waarde. Ik heb nooit goed begrepen hoe al die detacheringsclubs overleven, wat maakt dat ze kúnnen overleven. Het is een laag in de totale organisatie die overbodig is maar wel veel geld kost. Er worden door die partijen kortetermijnwinsten gemaakt en de output neemt niet toe. De klant is duurder uit en de werknemer komt er uiteindelijk achter dat hij wordt onderbetaald. Ik schat dat er tot wel veertig procent ‘blijft hangen’ in de tussenlagen. Wat we door al die uitzend- en inleenconstructies missen is persoonlijke binding met ons personeel, aandacht en bezieling. Mensen moeten zo autonoom mogelijk opereren. Train ze voor wat ze moeten doen en ze worden de oplossing in plaats van het probleem. Zeker nu we geconfronteerd worden met schaarste en tekorten is een nutteloze tussenlaag een van de dingen die we kunnen missen als kiespijn.’

Over je werk op het hoogspanningsstation: als het eenmaal draait heb je weinig meer te doen toch?
‘Vergis je niet in de hoeveelheid onderhoud die er uitgevoerd moet worden, ook als de bouw klaar is. Op zee gaat alles stuk vanwege de agressieve atmosfeer. Om een transformator- en schakelstation heen zit een grote hoeveelheid auxiliary systems en daar vindt elke paar weken wel gepland en soms wat ongepland curatief onderhoud plaats. Ik assisteer tevens in de planning en de werkvoorbereiding. En natuurlijk, hoe hoger de spanningen en hoe groter de vermogens hoe spannender het wordt. Nu is de standaard een 700 megawatt AC "stekkerdoos" waar twee velden windturbines aan worden gekoppeld, maar straks installeren we 2 gigawatt 525 kV DC-exemplaren. Dat is in één station ongeveer het totale buffervermogen waar het nationale koppelnet nu mee werkt.’

Is dat bufferen uit te leggen voor de leek?
‘Zeker: in het net worden voortdurend vermogens op- en afgeregeld aan de hand van voorziene en werkelijke opbrengsten en verbruik; dat heet balanceren. Centrales leveren hun prognoses aan. Kolen en gas zijn te voorzien en gemakkelijk en snel te regelen, wind en zon niet. Als de wind plotseling luwt of als de zon achter de wolken verdwijnt, dan moet er elders gas worden gegeven. Het controlecentrum waar dat wordt bewaakt zit in Arnhem.’

Even uitzetten om veilig te kunnen werken is er niet bij dus.
‘VNB noemen we dat. Voorziene Niet-Beschikbaarheid. Uitschakelen mag in korte tijdslots, een of twee keer per jaar en lang tevoren aangekondigd. Dat gaat in nauw overleg met grote afnemers. Dat doen we zeker niet lichtzinnig.’

Op schakelstations op land staan grote open schakelaars en scheiders, met metershoge isolatoren. Op zee niet. Waarom niet?
‘De schakelstations op zee werken met GIS  (Gas Insulated Swichgear), en die schakelaars bevinden zich in hermetisch gesloten behuizingen. Voor open, luchtgeïsoleerde hoogspanningsschakelaars hebben we onvoldoende ruimte. Bovendien zijn ze kwetsbaar en de zilte omstandigheden zorgen voor meer kans op kruipstromen en vlambogen.’

Ben je zelf aanwezig bij onderhoudswerk?
‘Afhankelijk van de omstandigheden en planning. Ik ben ongeveer de helft van mijn tijd op locatie; dan ga ik per boot naar mijn werkplek. Eigenlijk heb ik nog steeds een veiligheidsfunctie. Voorbereiding, coördinatie van de uitvoering, werkvergunningen en bewaking van kennis en informatiestromen zijn mijn taken. Ik doe standaard een start-of-the-daymeeting in de mess room op het platform, waar ik ook een klein kantoortje heb. In zo’n meeting bespreek ik de werkzaamheden, wat ons primaire en secundaire musterstation (noodverzamelplaats, red.) zijn, welke kanalen we op de porto’s gebruiken, welke weersomstandigheden er zijn voorspeld, enzovoort.’

Wat doe je tegen wind, kou en vocht?
‘Grote buitenklussen doen we in lente zomer of herfst. Het is toevallig wel mijn out-of-the-boxproject om te kijken welk onderhoud we verantwoord kunnen doen in de winterperiode. Zodra de watertemperatuur beneden de tien graden komt, werk je in een survivalsuit, dus daar zit het verschil niet. In de winter zijn veel bijzondere vaartuigen beschikbaar voor ons onderhoudswerk, juist omdat elders het werk wordt stilgelegd. Zelfs de tendens om vakanties en evenementen vanwege corona te verplaatsen naar de zomer kan een reden zijn om wat meer ’s winters te gaan doen. Als iedereen ’s zomers aan de slag gaat, zijn de specialisten schaars, het materieel is duur. En als ’s zomers wordt uitgesteld vanwege onvoorzien noodweer, dan zit je tóch weer in de winter.’

Wil je nog iets meegeven aan je collega-VK’s?
‘Mijn voornaamste boodschap is eigenlijk dat je het meest kunt winnen als je héél vroeg aan tafel zit; als de plannen nog worden gemaakt. Doe dán je mond open en zorg dat ontwerpen en plannen veiligheidskundig al deugen. Betrek eindgebruikers en servicetechnici, want ook al maken we al eeuwenlang machines, we prioriteren nog steeds de verkeerde dingen, zo bedacht ik laatst bij het ongelooflijk moeizame vervangen van een koplamp van mijn auto. En hoe leuk ik persoonlijk allerlei nieuwe en alternatieve technieken ook vind, ik heb als veiligheidsbewuste mens veel baat bij een oude spreuk die ik in de luchtvaart meekreeg: never use an A-model.’

Home
Cookies zijn essentieel voor een goede werking van deveiligheidskundige.nl. Door op oké te klikken geeft u toestemming voor het gebruik van cookies op deze website.