(fysica)
Geheel van verschillende frequenties of energieën van straling. Wit licht kan via een prisma of een tralie worden gesplitst in de verschillende golflengten, de 'regenboog' van kleuren waaruit het bestaat. Bij zonlicht en licht van een gloeilamp is dat een zogenaamd 'continuspectrum', waarin alle zichtbare golflengten zijn vertegenwoordigd. Het spectrum is 'compleet', althans voor de zichtbare componenten.
De regenboog is een voorbeeld van een zichtbaar spectrum, met kleuren van violet (kortste golflengte, hoogste frequentie) tot rood (langste zichtbare golflengte, laagste frequentie). Alleen van monochromatisch licht (met één golflengte) zoals van de gele lagedruknatriumlampen is geen spectrum te maken; het bestaat slechts uit één lijn. Andere lichtbronnen, zoals kwiklampen en sommige Leds produceren enkele discrete golflengten, die zich als lijnen manifesteren in een spectrum. Dat lijnenspectrum wordt via fluorescentietechnieken (tl-buizen) omgezet in een 'completer' spectrum, waardoor de kleurweergavekwaliteit van een lichtbron verbetert.
Ook van andere elektromagnetische straling is een spectrum te maken door de sterkte in een diagram uit te zetten tegen de energie. Zo is bijvoorbeeld een Röntgenspectrogram te maken met een SEM.